Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Leviticus 27

1 De Heer sprak tot Mozes:

2 Spreek tot de Israelieten en zeg hun:

3 Wanneer iemand bij gelofte, naar schatting, mensen aan den Heer wijdt, dan zal dit de schatting zijn: een man tussen de twintig en de zestig jaar zal geschat worden op vijftig sikkelen zilver--heilige sikkelen;

4 is het een vrouw, dan zal zij op dertig sikkelen geschat worden.

5 Is hij tussen de vijf en de twintig jaar, dan zal hij, indien het een knaap is, op twintig, is het een meisje; op tien sikkelen geschat worden.

6 Is hij tussen de maand en de vijf jaar, dan zal hij geschat worden, de knaap op vijf sikkelen zilver, het meisje op drie.

7 Is hij van zestig jaar en daarboven, dan zal hij, indien het een man is, geschat worden op vijftien, is het een vrouw, op tien sikkelen.

8 Is hij te arm om de schatting op te brengen, dan zal hij den beloofden persoon voor den priester plaatsen, en deze hem schatten: naar het vermogen van dengene die de gelofte afgelegd heeft zal de priester hem schatten.

9 Indien de gelofte een dier geldt van de soort waarvan men een offer aan den Heer brengt, dan zal alwat hij van die soort aan den Heer geeft zelf heilig zijn.

10 Hij mag het verwisselen noch verruilen, geen beter voor een slechter, noch een slechter voor een beter; indien hij toch het ene dier met het andere verruilt, dan zal en het beloofde dier en dat waarmede het verruild is heilig zijn.

11 Indien hij het een of ander onrein dier, van een soort waaruit men geen offer aan den Heer brengt, beloofd heeft, dan zal hij het dier voor den priester plaatsen,

12 en de priester zal het schatten, of het veel of weinig waard is; zoals de priester het schat, zo zal het zijn.

13 Wil men het lossen dan zal men bij het bedrag der schatting een vijfde voegen.

14 Wanneer iemand zijn huis aan den Heer heiligt, dan zal de priester het schatten, of het veel of weinig waard is; op den prijs waarop de priester het schat zal het staan.

15 Wil dan hij die zijn huis geheiligd heeft het lossen, dan zal hij het vijfde deel van het bedrag der schatting er bijvoegen, en zo zal het weder zijn eigendom worden.

16 Heiligt iemand een stuk land van zijn erfgoed aan den Heer, zo zal het geschat worden naar de hoeveelheid zaad die het vereist; een stuk dat een ton gerst ter bezaaiing eist op vijftig zilverlingen.

17 Indien hij in het jubeljaar zijn akker heiligt, zal deze op het bedrag der schatting staan;

18 indien hij na het jubeljaar zijn akker heiligt, dan zal de priester hem den prijs berekenen naar het aantal jaren die tot het volgend jubeljaar verlopen moeten, en daarnaar zal de schatting verminderd worden.

19 Indien hij die den akker geheiligd heeft dien wil lossen, dan zal hij het vijfde deel van het bedrag der schatting er bijvoegen; zo zal hij zijn eigendom blijven.

20 Indien hij den akker niet lost en hem verkoopt aan een ander, dan mag hij later niet meer gelost worden,

21 maar wordt, wanneer hij in het jubeljaar vrijkomt, heilig aan den Heer, evenals een met den banvloek belegde akker: aan den priester zal zijn erfgoed ten deel vallen.

22 Indien iemand een door hem gekochten akker, die niet tot zijn erfgoed behoort, aan den Heer heiligt,

23 dan zal de priester hem het bedrag der schatting tot het jubeljaar berekenen, en hij dit op dienzelfden dag geven, als iets dat heilig is aan den Heer.

24 In het jubeljaar zal die akker wederkeren tot dengene van wien hij hem gekocht heeft, tot wiens erfgoed hij behoorde.

25 Iedere schatting zal uitgedrukt worden in heilige sikkelen, elk van twintig gera's.

26 Maar het eerstgeborene van een dier, hetwelk als zoodanig den Heer behoort, zal door niemand geheiligd worden: hetzij een rund hetzij een stuk kleinvee, het behoort aan den Heer.

27 Is het een onrein dier, dan zal men het naar schatting loskopen en het vijfde deel van het bedrag er bijvoegen; indien het niet gelost wordt, dan moet het naar schatting verkocht worden.

28 Maar alwat iemand met den ban belegt en zo aan den Heer heiligt, van alwat hij bezit, mens, vee of erfakker, dat zal noch verkocht noch gelost worden; al het met den ban belegde is hoogheilig aan den Heer.

29 Geen mens die met den ban belegd is zal losgekocht worden; hij moet zeker worden ter dood gebracht.

30 Ook is elk tiend van het land, zowel van het gezaaide als van de boomvruchten, 's Heeren eigendom; het is heilig aan den Heer.

31 En indien iemand iets van zijn tiend lost, zal hij er het vijfde deel der waarde bijvoegen.

32 Daarenboven alle tienden van runderen of kleinvee, van alwat onder den staf doorgaat: elk tiende stuk zal aan den Heer heilig zijn.

33 Men zal niet een beter of slechter dier uitzoeken, noch het verruilen; indien men het toch verruilt, dan wordt en het tiende dier en dat waarmede het verruild is heilig; gelost kan het niet worden.

34 Dit zijn de geboden die de Heer Mozes voor de Israelieten op den berg Sinai gegeven heeft.