Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Leviticus 4

1 De Heer sprak tot Mozes:

2 Spreek tot de Israelieten: Wanneer iemand--bij ongeluk zondigt en iets doet wat de Heer verboden heeft--

3 indien de gezalfde priester zondigt, zodat het volk daardoor schuldig wordt, dan moet hij voor de zonde die hij begaan heeft een gaven, jongen stier aan den Heer als zondoffer brengen.

4 Hij zal dien stier voeren naar den ingang van de tent der samenkomst voor des Heeren aangezicht, dan legt hij de hand op den kop van den stier en slacht hem voor des Heeren aangezicht;

5 waarna de gezalfde priester een deel van het bloed des stiers neemt en het in de tent der samenkomst brengt;

6 dan doopt de priester zijn vinger in het bloed en sprenkelt met dit bloed zevenmaal voor den Heer tegen het voorhangsel van het heilige.

7 Daarna strijkt de priester iets van dit bloed aan de hoornen van het altaar van den offerwierook, dat voor den Heer in de tent der samenkomst staat, en stort het overige van het bloed op den onderrand van het brandofferaltaar, aan den ingang van de tent der samenkomst.

8 En al het vet van den zondofferstier licht hij er af, namelijk het vet dat de ingewanden bedekt, al het vet aan de ingewanden,

9 de beide nieren en het vet daarop, dat aan de lenden is, en de leverkwabbe; met de nieren zal hij het er afnemen;

10 evenals dat van den dankofferstier er afgelicht wordt. En de priester steekt het op het brandofferaltaar aan.

11 Maar de huid en al het vlees van den stier, met den kop, de poten, de ingewanden en de pens,

12 den gehelen stier, zal hij buiten de legerplaats brengen naar een reine plaats, naar de offeraschbelt, en op hout verbranden; op de offeraschbelt zal het verbrand worden.

13 Wanneer de gehele gemeente van Israel zich misdraagt, zonderdat de vergadering zich van iets bewust is, en zij iets dat de Heer verboden heeft gedaan hebben en dus schuldig geworden zijn, dan zal,

14 als de zonde die zij begaan hebben haar kenbaar wordt, de vergadering een gaven jongen stier als zondoffer brengen en dien voor de tent der samenkomst voeren.

15 Dan zullen de oudsten der gemeente voor des Heeren aangezicht de handen leggen op den kop van den stier, en den stier voor des Heeren aangezicht slachten.

16 Daarna zal de gezalfde priester een deel van het bloed des stiers in de tent der samenkomst dragen,

17 zijn vinger in het bloed dopen en zevenmaal sprenkelen voor den Heer, tegen het voorhangsel van het heilige.

18 En iets van dat bloed zal hij strijken aan de hoornen van het altaar dat in de tent der samenkomst voor den Heer staat, en al het overige van het bloed zal hij uitstorten op den onderrand van het brandofferaltaar, aan den ingang van de tent der samenkomst.

19 En al het vet zal hij er aflichten en op het altaar ontsteken.

20 Verder doet hij met den stier zoals hij met den zondofferstier gedaan heeft; op dezelfde wijze zal hij er mede doen. Aldus zal de priester voor hen verzoening bewerken en zullen zij vergiffenis erlangen.

21 En hij zal den stier buiten de legerplaats brengen en verbranden, zoals hij den eersten stier verbrand heeft. Een zondoffer der vergadering is het.

22 Wanneer een vorst zondigt en bij ongeluk iets doet van hetgeen de Heer, zijn god, verboden heeft en dus schuldig wordt,

23 dan zal hij, als de zonde die hij begaan heeft hem kenbaar wordt, als zijn offer brengen een manlijken, gaven geitebok.

24 Dan legt hij de hand op den kop van dien bok en slacht hem ter plaatse waar men het brandoffer voor des Heeren aangezicht slacht. Het is een zondoffer.

25 Vervolgens neemt de priester iets van het bloed des zondoffers met zijn vinger en strijkt het aan de hoornen van het brandofferaltaar; waarna hij het overige bloed op den onderrand van het brandofferaltaar uitstort.

26 En al het vet ontsteekt hij op het altaar, evenals het vet der dankoffers. Zo bewerkt de priester voor hem verzoening van zijn zonde, en erlangt hij vergiffenis.

27 Indien iemand uit het volk bij ongeluk zondigt, door iets te doen dat de Heer verboden heeft, en schuldig wordt,

28 dan zal hij, als de zonde die hij begaan heeft hem kenbaar wordt, zijn offer brengen, een gave geit, een vrouwlijk dier, voor de zonde die hij begaan heeft.

29 Dan legt hij de hand op den kop van het zondoffer en slacht het op de plaats waar men het brandoffer slacht.

30 Vervolgens neemt de priester iets van het bloed met zijn vinger en strijkt het aan de hoornen van het brandofferaltaar; waarna hij het overige bloed op den onderrand van het altaar uitstort.

31 En al het vet neemt hij er af, zoals het vet van het dankoffer er afgenomen wordt, en de priester ontsteekt het op het altaar ten liefelijken geur voor den Heer. Zo bewerkt de priester voor hem verzoening en erlangt hij vergiffenis.

32 Ook indien hij een schaap als gave ten zondoffer brengt, dan moet hij een vrouwlijk, gaaf dier brengen,

33 de hand op den kop van het zondoffer leggen en het ten zondoffer slachten, ter plaatse waar men het brandoffer slacht.

34 Dan neemt de priester iets van het zondofferbloed met zijn vinger en strijkt het aan de hoornen van het brandofferaltaar; waarna hij het overige bloed op den onderrand van het brandofferaltaar uitstort.

35 En al het vet neemt hij er af, zoals het vet van een dankofferschaap er afgenomen wordt, en de priester ontsteekt het op het altaar, bij de vuuroffers van den Heer. Zo bewerkt de priester verzoening voor de zonde die hij begaan heeft, en erlangt hij vergiffenis.