Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Leviticus 9

1 Op den achtsten dag riep Mozes Aaron en zijn zonen, benevens Israels oudsten,

2 en zeide tot Aaron: Neem een stier uit het rundvee ten zondoffer en een ram ten brandoffer, beide gaaf, en breng ze voor 's Heeren aangezicht.

3 En tot Israels oudsten zult gij zeggen: Neemt een geitebok tot een zondoffer, een stier en een lam, beide van een jaar en gaaf, tot brandoffers,

4 en een stier en een ram tot dankoffers, om ze voor 's Heeren aangezicht te offeren, benevens een met olie gemengd meeloffer; want heden zal de Heer aan u verschijnen.

5 Toen namen zij wat Mozes bevolen had en brachten het voor de tent der samenkomst. En de gehele gemeente trad toe en plaatste zich voor den Heer.

6 Toen zeide Mozes: Dit is het wat de Heer u gelast heeft te doen; opdat zich 's Heeren heerlijkheid aan u vertoone.

7 Toen zeide Mozes tot Aaron: Treed toe tot het altaar, breng het zondoffer en het brandoffer en bewerk zo verzoening voor u en het volk; breng dan de gave des volks en bewerk verzoening voor hen, zoals de Heer heeft bevolen.

8 Nu trad Aaron tot het altaar en slachtte zijn zondofferstier.

9 Daarop brachten de zonen van Aaron het bloed tot hem; hij doopte zijn vinger daarin en streek het aan de hoornen van het altaar; waarna hij het overige op den onderrand des altaars uitgoot.

10 Het vet, de nieren en de leverkwabbe van het zondoffer ontstak hij op het altaar, zoals de Heer Mozes bevolen had.

11 En het vlees met de huid verbrandde hij buiten de legerplaats.

12 Daarna slachtte hij het brandoffer; de zonen van Aaron reikten hem het bloed over, en hij sprengde het rondom aan het altaar.

13 Daarna reikten zij hem het brandoffer over, behoorlijk in stukken gehouwen, benevens den kop, en hij ontstak die op het altaar.

14 Toen wies hij de ingewanden en de poten af en ontstak ze met het brandoffer op het altaar.

15 Voorts bracht hij de gave des volks: hij nam den zondofferbok des volks, slachtte hem en handelde er mede als met het eerste zondoffer.

16 Vervolgens droeg hij het brandoffer op en bracht het volgens den regel.

17 Ook bracht hij het meeloffer, nam er een handvol uit en ontstak dit op het altaar--buiten het morgenoffer om.

18 Daarna slachtte hij den stier en den ram, de dankoffers des volks. De zonen van Aaron reikten hem het bloed over, en hij sprengde het rondom aan het altaar.

19 De vetdelen van den stier en den ram, den vetstaart, het dekvet, de nieren en de leverkwabbe,

20 die vetdelen plaatste hij op de borststukken, ontstak de vetdelen op het altaar

21 en bewoog voor den Heer de borststukken met den rechterschenkel als een aanbiedingsgave, zoals de Heer Mozes bevolen had.

22 Ten slotte hief Aaron zijn handen over het volk op en zegende het. Toen daalde hij af, na het zondoffer benevens de branden de dankoffers gebracht te hebben.

23 Daarna gingen Mozes en Aaron de tent der samenkomst binnen en zegenden, na haar weder verlaten te hebben, het volk. Nu verscheen de heerlijkheid des Heeren aan het gehele volk,

24 en vuur ging van voor den Heer uit en verteerde op het altaar het brandoffer en de vetdelen. Toen het ganse volk dit zag, juichte het en viel op het aangezicht.