Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Amos 4

1 Hoort dit woord, gij koeien van Bazan op Samarie's gebergte, die de behoeftigen onderdrukt, de armen krenkt, die tot uw heren zegt: Schaft, dat wij drinken!

2 De Heere God heeft bij zijn heiligheid gezworen: Zie, dagen zullen voor u aanbreken waarin men u ophaalt met haken, uw kinderen met visangels;

3 door de bressen gaat gij uit, elk recht voor zich heen, en gij wordt weggeworpen naar den Hermon, spreekt de Heer.

4 Komt naar Bethel en bezondigt u, naar Gilgal, en bezondigt u nog meer. Brengt des morgens uw offers, na drie dagen uw tienden.

5 Ontsteekt zonder iets gezuurds een lofoffer, laat uw vrijwillige gaven luide klinken; want dit valt in uw smaak, zonen Israels, spreekt de Heere God.

6 Ik van mijn zijde heb u in al uw steden reinheid van tanden, in al uw woonplaatsen broodsgebrek gegeven; maar gij hebt u niet tot mij bekeerd, spreekt de Heer.

7 Ik heb u den regen in de laatste drie maanden voor den oogst onthouden, en deed het op de ene stad wel regenen, op de andere niet; de ene akker werd beregend, en die waarop ik geen regen gaf verdorde;

8 twee, drie steden zwierven naar een stad om water te drinken, zonder dat de dorst gelest werd; maar gij hebt u niet tot mij bekeerd, spreekt de Heer.

9 Ik heb u met brandkoorn en honingdauw geslagen, uw tuinen en wijngaarden vernield; de sprinkhaan vrat uw vijgen en olijven op; maar gij hebt u niet tot mij bekeerd, spreekt de Heer.

10 Ik heb onder u een pest gezonden, gelijk zij in Egypte woedt, met het zwaard uw jongelingen gedood, terwijl uw paarden werden weggevoerd; en den stank uwer legerplaats deed ik in uw neus opstijgen; maar gij hebt u niet tot mij bekeerd, spreekt de Heer.

11 Ik heb u onderstbovengekeerd, zoals God Sodom en Gomorra onderstbovenkeerde, en gij zijt gelijk een uit den vuurgloed gerukt brandhout; maar gij hebt u tot mij niet bekeerd, spreekt de Heer.

12 Daarom zal ik zo met u doen, Israel; en omdat ik zo met u doen zal, bereid u om uw god tegemoet te gaan, Israel.

13 Want zie, de formeerder der bergen, de schepper van den wind, hij die wat in den mens omgaat hem meedeelt, die den dageraad in duisternis verkeert en treedt op 's aardrijks hoogten Heer der heirscharen is zijn naam.