Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Amos 6

1 Wee den onbezorgden op den Sion, den zorgelozen op den berg van Samarie, den aanzienlijken van het puik der volken, tot wie het huis Israel komt!

2 Trekt naar Kalne en ziet, gaat van daar naar het grote Hamath, daalt af naar Gath der Filistijnen! Zijt gij beter dan deze koninkrijken, is uw gebied groter dan het hunne?

3 Zij wanen dat de dag des onheils nog ver is, en houden den zetel der geweldenarij in de nabijheid;

4 zij liggen op elpenbeenen rustbedden neer, en strekken op hun legersteden zich uit; zij eten de hamels uit de kudde, de stieren uit den stal;

5 zij kwinkeleren bij de tonen der luit, als David, en denken zich allerlei liederen uit;

6 zij drinken den wijn uit schalen, en zalven zich met de geurigste olien; maar zij bekommeren zich niet om de breuke van Jozef.

7 Daarom zullen zij nu in de voorste rijen der ballingen worden weggevoerd, en zal het met het getier dier slempers gedaan zijn.

8 Gezworen heeft de Heere God bij zichzelf, zo spreekt de Heer, de god der heirscharen: Ik heb een afschuw van Jakobs trots, haat zijn burchten en geef de stad met alwat er in is prijs.

9 (06-11) Want zie, de Heer beveelt en slaat het grote huis met spleten en het kleine met scheuren; (06-9) en wanneer tien mannen in een huis overblijven en sterven

10 en hun bloedverwanten en vrienden hen opnemen om de beenderen uit het huis te dragen, dan zegt een hunner tot een ander die achter in het huis is: Is er nog iemand bij u? En antwoordt deze: Neen--dan zegt de eerste: Stil! --want het zal niet raadzaam zijn den naam des Heeren te vermelden.

11

12 Rennen paarden op een rots, of wordt de zee met runderen beploegd, dat gij het recht in gif verkeert, de vrucht der gerechtigheid in alsem?

13 gij die u verblijdt in een onding, en zegt: Hebben wij niet door eigen kracht horens verkregen?

14 Want zie, ik doe tegen u, huis Israel, spreekt de Heer, de god der heirscharen, een volk opstaan dat u onderdrukken zal van den weg naar Hamath af tot aan de beek der vlakte.