Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Micha 4

1 Eenmaal zal 's Heeren tempelberg aan de spits der bergen staan, en boven de heuvelen verheven zijn; derwaarts zullen volken stromen;

2 talrijke natien zullen optrekken en zeggen: Komt, laat ons opgaan naar den berg des Heeren, naar het huis van Jakobs god; opdat hij ons zijn wegen wijze, en wij op zijn paden wandelen! --Want van Sion zal wet uitgaan, 's Heeren woord van Jeruzalem.

3 Dan zal hij scheidsrechter zijn tussen talrijke volken, en sterke natien, zelfs ver wonende, terechtwijzen; zij zullen dan hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden, hun speren tot sikkelen; geen natie zal meer tegen een andere het zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren;

4 maar ieder zal zitten onder zijn wijnstok en vijgeboom, zonderdat iemand hem opschrikt; want de mond van den Heer der heirscharen heeft het gesproken.

5 Immers, laten alle volken wandelen, elk zijn god aanroepend, wij zullen voor eeuwig en altoos wandelen, den Heer, onzen god, aanroepend.

6 Te dien dage, spreekt de Heer, zal ik het kreupele thuisbrengen, het verjaagde herzamelen, met hen die ik in het ongeluk gestort heb;

7 dan zal ik het kreupele tot een overschot maken, het vermoeide tot een sterk volk, en de Heer zal koning over hen zijn op den berg Sion, voortaan tot in eeuwigheid.

8 En gij, Kudde-toren, heuvel van Sions dochter, tot u zal de voormalige heerschappij komen, aan u het koningsschap van Jeruzalem tebeurtvallen.

9 Waarom krijt gij nu zo heftig? Is er geen koning in u, of is uw raadgever te loor gegaan, dat weeen als van een barende u hebben aangegrepen?

10 Krimp van weeen, dochter Sions, als een barende; want nu zult gij de stad verlaten, op het veld verblijfhouden, en te Babel komen. Daar zult gij bevrijd worden, daar zal de Heer u verlossen uit de hand uwer vijanden.

11 Thans zijn tegen u vele volken vergaderd, die zeggen: Zij worde bezoedeld, en ons oog zie op Sion neer!

12 Maar zij kennen 's Heeren overleggingen niet, en hebben geen inzicht in zijn voornemen: Hen bijeen te brengen als garven op den dorschvloer.

13 Sta op en dors, dochter Sions! want ik zal uw hoorn maken als ijzer, uw hoeven als koper, en gij zult vele volken fijnstampen, hun overwinst wijden aan den Heer, hun rijkdom aan den Heer der ganse aarde.