Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Zacharia 10

1 Vraagt van den Heer regen in het voorjaar; de Heer verwekt onweder en geeft hun slagregens, geeft aan iedereen kruid op het land.

2 Want de huisgoden spreken leugens, de waarzeggers zien bedrog; de dromers vertellen valsheid, vertroosten met beloften die niet uitkomen. Daardoor zijn zij opgebroken als een kudde, zijn in verdrukking, omdat zij geen herder hebben.

3 Tegen de herders is mijn toorn ontbrand, over de belhamels zal ik kastijding brengen; want de Heer der heirscharen heeft op zijn kudde achtgeslagen, op het huis Juda, en het gemaakt als zijn fier strijdros.

4 Van hem de hoeksteen, van hem de pin, van hem de oorlogsboog; van hem zullen uitgaan alle aanvoerders tegader.

5 Zij zullen zijn als helden, die in den strijd als straatslijk vertreden, strijden zullen zij, omdat de Heer met hen is; zodat de rosberijders beschaamd worden.

6 Ik zal het huis Juda sterk maken, en het huis Jozef redden, hen terugbrengen, omdat ik mij hunner erbarm; zodat zij zullen zijn alsof ik hen niet verstoten had; want ik ben de Heer, hun god, en zal hen verhoren.

7 Ja, als helden zullen de Efraimieten zijn, hun hart zal zich verblijden als van wijn, hun zonen zullen het zien en zich verblijden, hun hart zal zich verheugen in den Heer.

8 Ik wil hen fluitend roepen en herzamelen; want ik heb hen losgekocht, en zij zullen even talrijk worden als zij geweest zijn.

9 Al heb ik hen verstrooid onder de volken, In verre landen zullen zij aan mij denken, en hun kinderen grootbrengen en terugkeren.

10 Ik zal hen terugbrengen uit Egypteland, herzamelen uit Assur, hen brengen naar het land van Gilead en den Libanon; maar daar is voor hen geen plaats genoeg.

11 Hij zal Egypte doorgaan en den groten plas slaan dat hij golft; zodat al de kolken van den Nijl droogliggen, de trots van Assur neergehaald wordt, en de schepter van Egypte wijkt.

12 En hun sterkte is in den Heer, in zijn naam zullen zij roemen, spreekt de Heer.