Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Zacharia 13

1 Te dien dage zal voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem een bron geopend zijn tot ontzondiging en reiniging,

2 en ik zal te dien dage spreekt de Heer der heirscharen, de namen der godenbeelden uit het land uitroeien, zodat zij niet meer herdacht worden; en ook zal ik de profeten en den onreinen geest uit het land verwijderen.

3 Wanneer dan nog eens iemand profeteert, dan zullen zijn vader en moeder, zij die hem verwekt hebben, tot hem zeggen: Gij zult niet blijven leven; want gij hebt leugens gesproken in den naam des Heeren--en zijn vader en moeder, zij die hem verwekt hebben, zullen hem doorboren omdat hij geprofeteerd heeft.

4 En te dien dage zullen zich de profeten, wanneer zij profeteren, hun gezichten schamen: zij bekleden zich niet meer met den haren mantel om waar te zeggen,

5 en zeggen: Ik ben geen profeet; ik ben een landbouwer; want ik heb reeds van kindsbeen af een akker gehad.

6 Wanneer men dan tot hem zegt: Wat zijn dat voor wonden tussen uw handen? dan zal hij zeggen: Die zijn mij in het huis van mijn vrienden toegebracht.

7 Zwaard, waak op tegen mijn herder en mijn metgezel, spreekt de Heer der heirscharen; ik zal den herder slaan, opdat de schapen verstrooid worden, en ik zal mijn hand op de zwakken doen neerdalen.

8 In het ganse land, spreekt de Heer, zullen twee derden uitgeroeid worden en den geest geven, en een derde zal er in overblijven.

9 En dit derde zal ik in het vuur louteren, zoals men zilver loutert, het toetsen, zoals men goud toetst. Zij zullen mijn naam aanroepen, en ik zal hen verhoren. Ik heb gezegd: Het is mijn volk--en zij zullen zeggen: Heer, mijn God.