Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Zacharia 5

1 Wederom sloeg ik mijn ogen op en zag toe, en zie, daar vloog een boekrol.

2 En hij zeide tot mij: Wat ziet gij? Ik zeide: Ik zie een boekrol vliegen; zij is twintig el lang en tien el breed.

3 Hij zeide tot mij: Dat is de vervloeking die uitgaat over het gehele land; want naar hetgeen op de ene zijde staat is elke dief, naar hetgeen op de andere zijde staat is elke meineedige weggevaagd.

4 Ik heb haar voor den dag gehaald, spreekt de Heer der heirscharen, en zij zal komen in het huis van den dief en in dat van hem die valschelijk bij mijn naam zweert, overnachten in zijn huis en dit verteren, met de balken en stenen er van.

5 Toen kwam de engel die tot mij sprak te voorschijn en zeide tot mij: Sla uw ogen op, en zie, wat de maat die daar voor den dag komt betekent.

6 Ik zeide: Wat betekent die dan? Hij zeide: Dit is hun schuld in het gehele land.

7 En zie, daar werd een looden deksel opgelicht, en daar zat een vrouw midden in de maat.

8 Hij zeide: Dit is de goddeloosheid--drukte haar neer in de maat en wierp het looden gewicht op de opening.

9 Toen sloeg ik de ogen op en zag toe, en zie, daar kwamen twee vrouwen te voorschijn, den wind in haar vleugelen; zij hadden vleugels als van een ooievaar; en dezen droegen de maat weg tussen aarde en hemel.

10 Hierop zeide ik tot den engel die tot mij sprak: Waarheen brengen zij de maat?

11 En hij zeide tot mij: Om voor haar een huis te bouwen in het land Sjinear; is dit in orde gebracht, dan zetten zij ze daar op haar plaats neer.