Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Zacharia 8

1 Het woord van den Heer der heirscharen kwam aldus:

2 Zo zegt de Heer der heirscharen: Ik ben voor Sion in groten ijver ontstoken, ontstoken in heftige gramschap te haren bate.

3 Zo zegt de Heer: Ik ben weergekeerd tot Sion en ga in Jeruzalem wonen; Jeruzalem zal de betrouwbare stad heten, en de berg van den Heer der heirscharen de heilige berg.

4 Zo zegt de Heer der heirscharen: Eenmaal zullen oude mannen en oude vrouwen op Jeruzalems pleinen zitten, allen met den stok in de hand, vanwege hun hogen leeftijd,

5 en zullen de pleinen der stad vol knapen en meisjes zijn, die spelen op haar pleinen.

6 Zo zegt de Heer der heirscharen: Indien het in het oog van het overschot van dit volk in die dagen te wonderlijk is, zal het ook in mijn oog te wonderlijk zijn? spreekt de Heer der heirscharen.

7 Zo zegt de Heer der heirscharen: Ik ga mijn volk redden uit liet land van het oosten en dat van het westen,

8 en zal hen binnen Jeruzalem brengen, in welks midden zij zullen wonen. Dan zullen zij mij ten volk, en zal ik hun ten God zijn in trouw en gerechtigheid.

9 Zo zegt de Heer der heirscharen: Dat sterk blijven de handen van u, die dezer dagen deze woorden hoort, gevloeid uit den mond der profeten, van den dag af dat het huis van den Heer der heirscharen, de tempel, ten herbouw gegrondvest werd.

10 Want voor deze dagen kreeg mens noch dier loon, had men bij uitgaan noch ingaan vrede vanwege den vijand, en liet ik alle mensen op elkander los.

11 Maar nu ben ik voor het overschot van dit volk niet als in de vorige dagen, spreekt de Heer der heirscharen.

12 Want zijn zaad zal welvaart hebben: de wijnstok zal zijn vrucht leveren, de grond zijn opbrengst, de hemel zijn dauw, en ik zal aan het overschot van dit volk dat alles ten erve geven.

13 En zoals uw naam onder de natien tot een vloek gebruikt is, huis Juda en huis Israel, zo zal ik u redden en zal hij tot een zegenbede gebruikt worden. Vreest niet; dat uw handen sterk zijn!

14 Want zo zegt de Heer der heirscharen: Gelijk ik beraamd heb u kwaad te doen, toen uw vaderen mijn gramschap gaande maakten, zegt de Heer der heirscharen, en ik geen berouw heb gehad,

15 zo heb ik daarentegen in deze dagen beraamd wel te doen aan Jeruzalem en het huis Juda. Vreest niet!

16 Dit is het wat gij zult doen: Spreekt de waarheid tot elkander; velt eerlijke en billijke vonnissen in uw poorten;

17 zint niet op elkanders ongeluk, en hebt geen lust in valse eeden; want dit alles haat ik, spreekt de Heer.

18 Het woord van den Heer der heirscharen kwam tot mij:

19 Zo zegt de Heer der heirscharen: De vasten van de vierde, de vijfde, de zevende en de tiende maand zullen voor het huis Juda in vreugde en blijdschap verkeren, in feestgetijden. Maar hebt de waarheid en den vrede lief.

20 Zo zegt de Heer der heirscharen: Eens zullen volken en de inwoners van vele steden komen,

21 en de inwoners van de ene stad zullen gaan tot die van een andere en zeggen: Laten wij heengaan om den Heer te vermurwen en den Heer der heirscharen te zoeken; ik ga mee.

22 Zo zullen vele volken en machtige natien komen om den Heer der heirscharen te Jeruzalem te zoeken en den Heer te vermurwen.

23 Zo zegt de Heer der heirscharen: In die dagen zullen tien mannen uit allerlei heidensche talen de slip van een Joodsen man grijpen en vasthouden, met de woorden: Wij willen met u gaan; want wij hebben gehoord dat God met u is!