Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Zacharia 9

1 Een godsspraak. Het woord van den Heer is tegen het land Hadrach, en op Damaskus blijft het rusten--want aan den Heer behoort de oppervlakte der aarde en alle stammen van Israel--

2 ook tegen Hamath, dat daaraan grenst, tegen Tyrus en Sidon, omdat zij zeer wijs zijn.

3 Tyrus heeft zich vestingwerken gebouwd, zilver als stof opgehoopt, en goud als slijk op de straten.

4 Zie, de Heer gaat haar in bezit nemen en haar bolwerk in zee storten, en zij zelf zal door het vuur verteerd worden.

5 Askelon zal het zien en vrezen; ook Gaza, en het zal krimpen van wee; ook Ekron, omdat zijn toeverlaat teleurgesteld heeft; Gaza zal geen koning meer hebben, Askelon onbewoond liggen.

6 In Asdod zal de Bastaard wonen; zo zal ik den trots der Filistijnen uitroeien.

7 Ook zal ik het bloed uit zijn mond verwijderen, de gruwelen van tussen zijn tanden; zo zal ook hij voor onzen god overschieten, en worden als een geslacht in Juda, Ekron als de Jebuziet.

8 En ik zal mij legeren als een wachtpost voor mijn huis, op mijn hoede tegen wie heengaan en wie terugkeren; zodat geen dwingeland hen meer overvalt; want nu heb ik het met eigen ogen gezien.

9 Verblijd u zeer, dochter Sions, jubel, Jeruzalem! zie, uw koning komt tot u, zegerijk en overwinnend, daarbij nederig en rijdend op een ezel, op een veulen, een ezelinnenjong.

10 Hij zal uitroeien de wagens uit Efraim, de paarden uit Jeruzalem, en de oorlogsboog zal verbroken zijn; dan zal hij vrede afkondigen aan de volken, heersen van zee tot zee, van de rivier tot de uiteinden der aarde.

11 Ook laat ik om uw verbondsbloed uw gevangenen los, uit den put zonder water.

12 Keert weer tot den burcht, gij gevangenen voor wie hoop is; ook heden wordt u verkondigd: Het dubbele zal ik u vergelden.

13 Want ik heb voor mij Juda gespannen, Efraim als een boog gerekt, en zal uw zonen, o Sion, aanvuren tegen de zonen van Jonie, en u maken tot een heldenzwaard.

14 Dan zal de Heer zich boven hen vertonen, en zijn pijl als de bliksem vliegen; de Heere God zal de bazuin steken en optrekken in zuiderstormen.

15 De Heer der heirscharen zal hen beschermen; zij zullen veel vermogen en onderwerpen met slingersteenen, hun bloed drinken als wijn, en daarvan vol zijn als een offerschaal, als de hoeken van een altaar.

16 En de Heer, hun god, zal hen te dien dage redden als het volk dat zijn kudde is, als kroonjuwelen die fonkelend zich verheffen over zijn land.

17 Hoe goed en schoon toch zal het zijn! Koorn doet jongelingen, wijn maagden gedijen.