Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Numeri 19

1 De Heer sprak tot Mozes en Aaron:

2 Dit is de wetsinzetting die de Heer bevolen heeft. Gelast den Israelieten dat zij u een rode koe brengen, gaaf, zonder gebrek, waarop nog nooit een juk gelegd is.

3 Gij zult die geven aan den priester Eleazar, en men zal haar buiten de legerplaats brengen en te zijnen aanschouwen slachten.

4 Dan zal de priester Eleazar met zijn vinger van het bloed nemen en daarmede zevenmaal sprenkelen in de richting van de voorzijde van de tent der samenkomst.

5 Daarna zal men de koe voor zijn ogen verbranden; haar huid, vlees en bloed zal men met de pens verbranden;

6 voorts neemt de priester cederhout, hysop en karmijn en werpt dit op de overblijfselen der verbrande koe.

7 Dan zal de priester zijn klederen wassen en zijn lichaam in water baden; daarna mag hij weder in de legerplaats komen, maar hij is tot den avond onrein.

8 Ook zal hij die het dier verbrand heeft in water zijn klederen wassen en zijn lichaam baden, en onrein zijn tot den avond.

9 Voorts zal een rein man de as der koe verzamelen en die buiten het leger op een reine plaats leggen. Zij zal voor de gemeente der Israelieten bewaard worden, om daarmede wijwater te bereiden; die koe is een zondoffer.

10 En hij die de as verzameld heeft zal zijn klederen wassen en tot den avond onrein zijn. Het zal den Israelieten en den vreemde die onder hen verblijf houdt tot een eeuwige inzetting zijn.

11 Hij die het lijk van enig mens aanraakt zal zeven dagen onrein zijn;

12 op den derden en op den zevenden dag zal hij zich daarmede laten ontzondigen; dan wordt hij rein; indien hij zich op den derden en op den zevenden dag niet laat ontzondigen, wordt hij niet rein.

13 Alwie het lijk van enig mens die gestorven is aanraakt en zich niet laat ontzondigen heeft den tabernakel des Heeren verontreinigd: die persoon zal uitgeroeid worden uit Israel; omdat geen wijwater op hem gesprengd is zal hij onrein zijn en blijft zijn onreinheid op hem.

14 Dit is de wet: indien een mens in een tent sterft, dan zal ieder die de tent binnenkomt en alwie er in is zeven dagen onrein zijn.

15 En ieder open vat waarop geen vastgemaakt deksel ligt is onrein.

16 Ook zal ieder die op het veld een door het zwaard verslagene of een gestorvene of een menschenbeen of een graf aanraakt zeven dagen onrein zijn.

17 Men zal dan voor den onreinen mens iets van de as van het verbrande zondoffer nemen en daarbij levend water in een vat doen;

18 daarop zal een rein man hysop nemen en in dat water dopen en daarmede de tent, al haar meubelen en alle personen die er in waren besprenkelen; eveneens hem die een doodsbeen, een verslagene of gestorvene of een graf heeft aangeraakt.

19 De reine zal den onreine op den derden en op den zevenden dag besprenkelen en op den zevenden dag hem ontzondigen; dan zal hij zijn klederen wassen, een bad nemen en des avonds rein zijn.

20 En indien iemand verontreinigd is en niet ontzondigd werd, die mens zal uitgeroeid worden uit de vergadering; want hij heeft 's Heeren heiligdom verontreinigd: er is geen wijwater op hem gesprengd; onrein is hij.

21 Het zal u tot een eeuwige inzetting zijn. En hij die het wijwater sprenkelt zal zijn klederen wassen, en die het wijwater aanraakt zal tot den avond onrein zijn.

22 Ook wordt alles waaraan een onreine raakt onrein, en de persoon die hem aanraakt is onrein tot den avond.