Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Numeri 28

1 De Heer sprak tot Mozes:

2 Beveel den Israelieten en zeg hun: Mijn gave, mijn brood, mijn vuuroffers ten liefelijken geur voor mij, zult gij zorgen mij op den rechten tijd te brengen.

3 Gij moet hun zeggen: Dit is het vuuroffer dat gij aan den Heer brengen zult: elken dag twee gave eenjarige lammeren, een vast brandoffer.

4 Het ene zult gij des morgens toebereiden, en het tweede in schemeravond;

5 met een tiende maat bloem ten meeloffer, met een kwart stoop gestoten olie gemengd--

6 het vaste brandoffer, dat ingesteld is op den berg Sinai, ten liefelijken geur, als vuuroffer voor den Heer--

7 met het daarbij behorend plengoffer, een vierde stoop bij elk lam; in het heiligdom moet gij het plengoffer van sterken drank voor den Heer plengen.

8 Het tweede lam zult gij in schemeravond toebereiden; met een meeloffer en plengoffer als bij dat van des morgens zult gij het toebereiden, een vuuroffer van liefelijken geur voor den Heer.

9 Op den sabbatdag zult gij brengen twee gave eenjarige lammeren, met twee tiende bloem, ten meeloffer met olie gemengd, en het daarbij behorend plengoffer,

10 een sabbatsbrandoffer op elken sabbat, behalve het vaste brandoffer met het daarbij behorend plengoffer.

11 Bij het begin uwer maanden zult gij ten brandoffer aan den Heer brengen: twee jonge stieren, een ram en zeven gave eenjarige lammeren;

12 bij elken stier drie tiende bloem, ten meeloffer met olie gemengd, bij den ram twee tiende bloem, ten meeloffer met olie gemengd,

13 en bij elk lam een tiende bloem, ten meeloffer met olie gemengd: een brandoffer, een liefelijken geur, een vuuroffer voor den Heer;

14 en de daarbij behorende plengoffers zijn een halve stoop wijn bij een stier, een derde stoop bij een ram, een kwart stoop bij een lam. Dit is het brandoffer voor den eersten dag van elke maand van het jaar.

15 Ook zal een geitebok als zondoffer voor den Heer bij het vaste brandoffer toebereid worden, met het daarbij behorend plengoffer.

16 In de eerste maand, op den veertienden dag der maand, is het pascha voor den Heer;

17 en op den vijftienden dier maand is het feest: zeven dagen zal ongezuurd brood gegeten worden.

18 Op den eersten dag zal het heilige vierdag zijn: generlei beroepswerk zult gij verrichten.

19 Dan zult gij brengen een vuuroffer: een brandoffer voor den Heer: uit twee jonge stieren, een ram en zeven gave eenjarige lammeren zal het bestaan;

20 ook het er bij behorend meeloffer, bloem met olie gemengd: drie tiende zult gij bij een stier en twee tiende bij een ram brengen;

21 bij een lam, bij elk der zeven, zult gij een tiende brengen.

22 Daarbij een geitebok, om verzoening voor u te bewerken.

23 Behalve het morgenbrandoffer, dat bij het vaste brandoffer behoort, zult gij dit alles brengen.

24 Dezelfde offers zult gij dagelijks zeven dagen lang brengen: het brood van het vuuroffer van liefelijken geur voor den Heer zal bij het vaste brandoffer gebracht worden, met het er bij behorend plengoffer.

25 En op den zevenden dag zal het voor u heilige vierdag zijn: generlei beroepswerk zult gij verrichten.

26 Op den dag der eerstelingen, wanneer gij een offer van nieuw meel aan den Heer brengt, op uw wekenfeest, zal het u een heilige vierdag zijn: generlei beroepswerk zult gij verrichten.

27 Dan zult gij als brandoffer ten liefelijken geur voor den Heer brengen: twee jonge stieren, een ram en zeven gave eenjarige lammeren,

28 met het daarbij behorend meeloffer, bloem met olie gemengd: drie tiende bij elken stier, twee tiende bij den enen ram

29 en een tiende bij elk der zeven lammeren;

30 alsook een geitebok, om verzoening voor u te bewerken.

31 Behalve het vaste brandoffer met het daarbij behorend meeloffer zult gij het brengen; gave dieren moeten het zijn; dan de daarbij behorende plengoffers.