Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Numeri 36

1 De familiehoofden van het geslacht der zonen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten der Jozefieten, traden toe en spraken tot Mozes en de vorsten, de familiehoofden der Israelieten;

2 zij zeiden: De Heer heeft aan mijn heer bevolen het land door het lot aan de Israelieten ten erve te geven; ook heeft mijn heer in 's Heeren naam bevolen het erfdeel van onzen broeder Selofhad aan zijn dochters te geven.

3 Maar wanneer zij nu eens huwen met mannen uit andere stammen der Israelieten, dan zal haar erfdeel afgenomen worden van dat onzer vaderen en gevoegd worden bij dat van den stam waartoe zij dan zullen behoren: zo zal het ons bij het lot toegewezen erfdeel ingekort worden.

4 En als het jubeljaar aanbreekt voor de Israelieten, dan zal haar erfdeel gevoegd worden bij dat van den stam waartoe zij dan zullen behoren, en van het erfdeel van den stam onzer vaderen zal haar erfdeel afgenomen worden.

5 Toen gaf Mozes op 's Heeren last aan de Israelieten dit bevel: De stam der Jozefieten heeft gelijk in wat hij zegt.

6 Daarom beveelt de Heer ten aanzien van Selofhads dochters het volgende: Laat haar de vrouwen worden van wie haar aanstaan; alleen moeten zij huwen in een geslacht van den stam van haar vader;

7 opdat onder de Israelieten geen erfgoed van den enen stam in den anderen overga; want ieder Israeliet moet aangesloten blijven aan het erf van den stam zijner vaderen.

8 En elke erfdochter uit een der Israelietische stammen moet huwen met een man uit een geslacht van den stam haars vaders; opdat elke Israeliet het deel zijner vaderen in erfelijk bezit hebbe,

9 en geen erfgoed van den enen stam in den anderen overga maar ieder lid van een Israelietischen stam aangesloten blijve aan zijn erfdeel.

10 Zoals de Heer Mozes bevolen had deden de dochters van Selofhad:

11 Mahla, Tirsa, Hogla, Milcha en Noa, de dochters van Selofhad, huwden met zonen van haar ooms.

12 Van mannen uit geslachten der zonen van Manasse, den zoon van Jozef, werden zij de vrouwen; zo bleef haar erfdeel in den stam van het geslacht haars vaders.

13 Dit zijn de geboden en verordeningen die de Heer door Mozes den Israelieten gegeven heeft in de vlakte van Moab, aan den Jordaan bij Jericho.