Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Matteüs 28

1 Maar na afloop van den sabbat, bij het aanbreken van den eersten dag der week, gingen Maria van Magdala en de andere Maria het graf bezoeken.

2 En zie, daar had een geweldige aardbeving plaats; want een engel des Heeren daalde uit den hemel neer, trad toe, wentelde den steen af en ging er op zitten.

3 Zijn aanschijn was dat van den bliksem, zijn gewaad sneeuwwit.

4 Uit vrees voor hem beefden de bewakers en werden als doden.

5 En de engel sprak de vrouwen aldus aan: Weest gij niet bevreesd. Ik weet toch dat gij Jezus dien gekruisigde zoekt.

6 Hij is hier niet; want hij is opgestaan, gelijk hij heeft gezegd. Komt hier, ziet de plaats waar hij gelegen heeft.

7 En gaat ijlings aan zijn leerlingen zeggen: Hij is van de doden opgestaan en gaat u voor naar Galilea; daar zult gij hem zien. Zie, ik heb het u gezegd.

8 En zij, vol vrees en grote vreugde, verwijderden zich van de grafstede en spoedden zich naar zijn leerlingen om het hun mede te delen.

9 En zie, daar kwam Jezus haar tegemoet en zeide: Weest gegroet! Zij traden toe, grepen zijn voeten en vielen voor hem neer.

10 Daarop sprak Jezus tot haar: Vreest niet; gaat aan mijn broeders zeggen dat zij naar Galilea moeten gaan en mij daar zien zullen.

11 Toen zij heengingen, begaven zich enige manschappen van de wacht naar de stad en vertelden aan de overpriesters alwat gebeurd was.

12 En dezen kwamen samen met de oudsten en overlegden wat te doen. Zij gaven dan aan de soldaten veel geld

13 en zeiden: Gij moet zeggen dat zijn leerlingen van nacht gekomen zijn en hem gestolen hebben, terwijl wij sliepen.

14 Komt dit den landvoogd ter ore, dan zullen wij hem tevredenstellen en maken dat gij onbezorgd kunt zijn.

15 Zij namen het geld aan en deden zoals hun gezegd was. En dit vertelsel is onder de Joden verbreid tot nu toe.

16 De elf leerlingen dan gingen naar Galilea, naar den berg waarheen Jezus hen bescheiden had,

17 en vielen, toen zij hem zagen, voor hem neer; maar sommigen twijfelden.

18 En Jezus trad op hen toe en zeide: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

19 Gaat daarom alle volken tot mijn leerlingen maken en brengt hen door den doop onder den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, terwijl gij hun leert alles te onderhouden wat ik u bevolen heb.

20 En zie, ik ben met u tot de voleinding der wereld.