Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Lucas 4

1 Jezus keerde, vol van heiligen geest, van den Jordaan terug en werd door den Geest in de woestijn rondgevoerd,

2 waar hij veertig dagen lang door den duivel in verzoeking gebracht werd. Hij at die dagen niets en had aan het eind er van honger.

3 Nu zeide de Duivel tot hem: Indien gij Gods Zoon zijt, zeg tot dezen steen brood te worden.

4 Maar Jezus antwoordde hem: Er staat geschreven dat de mens niet bij brood alleen zal leven.

5 Hierop voerde hij hem mee en toonde hem in een oogwenk al de koninkrijken der wereld.

6 En de Duivel zeide tot hem: U zal ik deze gehele macht en de heerlijkheid dier rijken geven; want mij is zij geschonken, en ik geef ze wien ik wil.

7 Indien gij dan mij aanbidt, zal dat alles het uwe zijn.

8 Maar Jezus antwoordde hem: Er staat geschreven: Gij zult den Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen.

9 Toen bracht hij hem naar Jeruzalem, zette hem op de tinne van den tempel en zeide tot hem: Indien gij Gods Zoon zijt, stort u dan van hier naar beneden;

10 want er staat geschreven dat Hij zijn engelen zal bevelen u te bewaren

11 en u op de handen te dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.

12 Maar Jezus antwoordde hem: Er is gezegd: Gij zult den Heer uw God niet op de proef stellen.

13 Toen de Duivel alle verzoekingen uitgeput had, week hij voorloopig van hem.

14 Jezus keerde door de kracht van den Geest naar Galilea terug, en terwijl over hem in den gehelen omtrek gesproken werd,

15 gaf hij, door allen hooggeeerd, in hun synagogen onderricht.

16 Eens kwam hij te Nazaret, waar hij opgevoed was, en ging naar zijn gewoonte op den sabbatdag naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen,

17 werd hem het boek van den profeet Jezaja gebracht; hij opende het en trof de plaats waar geschreven stond:

18 De geest des Heeren is op mij; daarom heeft Hij mij gezalfd om aan armen een Blijmare te brengen; Hij heeft mij gezonden

19 om aan gevangenen vrijlating aan te kondigen en aan blinden herstel van gezicht om mishandelden in vrijheid te stellen om een jaar van des Heeren welbehagen aan te kondigen.

20 Na het boek gesloten en aan den dienaar teruggegeven te hebben, zette hij zich neer, en de ogen van allen in de synagoge waren op hem gevestigd.

21 Nu begon hij tot hen te zeggen: Heden is het Schriftwoord dat gij gehoord hebt vervuld.

22 Allen schonken hem bijval en zeiden, verwonderd over de liefelijke woorden die uit zijn mond kwamen: Is dit niet de zoon van Jozef?

23 En hij zeide tot hen: Zeker zult gij mij het spreekwoord toevoegen: Geneesheer, help uzelf. Alwat wij gehoord hebben dat in Kapernaum geschied is, doe dat ook in uw vaderstad.

24 Maar--ging hij voort--voorwaar, ik zeg u dat een profeet in zijn vaderland niet erkend wordt.

25 En naar waarheid zeg ik u dat er vele weduwen in Israel waren in de dagen van Elia, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was, zodat over de gehele aarde grote hongersnood heerste,

26 en tot geen van haar werd Elia gezonden, maar wel tot een weduwe te Sarepta in Sidonie;

27 en vele melaatsen waren er in Israel ten tijde van den profeet Eliza, en niemand van hen werd gereinigd, maar wel Naaman de Syrier.

28 Op het horen hiervan werden allen in de synagoge woedend;

29 zij stonden op, wierpen hem de stad uit en voerden hem naar den rand van den berg waarop hun stad gebouwd was om hem er van af te werpen.

30 Maar hij ging midden door hen heen en vertrok.

31 In Kapernaum, een stad van Galilea, gekomen, leerde hij hun op de sabbatdagen,

32 en zij stonden versteld over zijn onderricht; want hij sprak met gezag.

33 Eens was in de synagoge een mens die den geest van een onreinen duivel in zich had. Deze schreeuwde:

34 Ha, wat hebben wij met u uit te staan, Jezus de Nazarener? Komt gij om ons te verderven? Ik weet wie gij zijt: De Heilige Gods.

35 Maar Jezus sprak hem fors aan en zeide: Zwijg en vaar van hem uit! en de duivel wierp den man midden onder de omstanders en voer van hem uit, zonder hem te beschadigen.

36 Verbazing beving allen, en zij zeiden tot elkander: Wat is dat voor een woord waarmee hij met zoveel gezag en kracht de onreine geesten beveelt uit te varen!

37 En een roep van hem ging uit naar elke plaats van den omtrek.

38 Hij nu verliet de synagoge en kwam in het huis van Simon. De schoonmoeder van Simon was bevangen door een zware koorts, en men vroeg hem voor haar om hulp.

39 Toen boog hij zich over haar heen en bestrafte de koorts. Deze verliet haar, en zij stond dadelijk op en bediende hen.

40 En tegen zonsondergang brachten allen hun kranken, lijders aan allerlei kwalen, tot hem, en hij genas ze door hun een voor een de handen op te leggen.

41 Ook voeren van velen duivelen uit, schreeuwend: Gij zijt de Zoon Gods! Maar nadrukkelijk verbood hij hun te spreken; omdat zij wisten dat hij de Christus was.

42 Toen het dag was geworden, ging hij naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats. De scharen zochten naar hem en hielden hem tegen: hij zou toch niet van hen weggaan!

43 Maar hij zeide tot hen: Ook aan de overige steden moet ik de Blijmare van Gods Koninkrijk brengen; hiertoe immers ben ik gezonden?

44 Zo predikte hij dan in de synagogen van Judea.