Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Romeinen 15

1 Wij, sterken, zijn verplicht de zwakheden der niet -sterken te verdragen en moeten niet onszelf behagen.

2 Ieder onzer behage zijn naaste tot vermeerdering van diens heil.

3 Want ook Christus heeft niet zichzelf behaagd, maar het is zoals geschreven staat: De smaad van hen die u smaden is op mij gevallen.

4 Alles toch wat in het voorafgaande geschreven is is geschreven tot onze lering; opdat wij door onze volharding en door de opwekking die de Schriften geven hoop zouden hebben.

5 God dan, van wien volharding en geestelijke opwekking komt, geve u onder elkander dezelfde overtuiging te hebben in den geest van Jezus Christus;

6 opdat gij eensgezind uit een mond den God en Vader van onzen Heer Jezus Christus moogt verheerlijken.

7 Neemt daarom elkander aan, zoals ook Christus ons aangenomen heeft tot verheerlijking van God.

8 Ik bedoel dat Christus een dienaar der besnijdenis is geworden ter wille van Gods waarachtigheid om de beloften aan de vaderen gedaan waar te maken,

9 en opdat de heidenen God zouden verheerlijken om de ondervonden barmhartigheid, zoals geschreven staat: Daarom zal ik U loven onder de heidenen en psalmzingen tot eer van uw naam.

10 En elders zegt de Schrift: Verheugt u, natien, met zijn volk.

11 En elders: Prijst allen, gij natien, den Heer, en dat alle volken Hem loven.

12 En elders zegt Jezaja: Zijn zal er de wortel van Izai, en hij die opstaat om over de volken te heersen; op hem zullen de volken hopen.

13 God nu, van wien de hoop komt, vervulle u met blijdschap en vrede door het bezit van het geloof; opdat gij in rijke mate de hoop moogt hebben door de kracht des Heiligen Geestes.

14 Zelf ben ik overtuigd, mijn broeders, dat ook gij vol zijt van goedheid, rijk in allerlei kennis, in staat elkander te vermanen.

15 Een deel van mijn schrijven is wel wat stoutmoedig, daar ik u het een en ander in herinnering wilde brengen krachtens de genade mij van God gegeven:

16 een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn, een die priesterwerk doet in zake van Gods Blijmare; opdat de heidenen een welgevallig, door den Heiligen Geest geheiligd offer mogen zijn.

17 Daarom draag ik door Christus Jezus hierop roem bij God.

18 Want ik zal het niet wagen van enig ander werk te spreken dan van hetgeen Christus door mij heeft gedaan om heidenen tot gehoorzaamheid te brengen, door woord en werk,

19 door de kracht van tekenen en wonderen, door de macht des Heiligen Geestes; zodat ik de heilmare omtrent Christus overal gebracht heb, van Jeruzalem af tot Illyrie toe,

20 terwijl ik er mijn eer in stelde Christus te verkondigen waar men nog niet van hem gesproken had; opdat ik niet op eens anders grondslag zou bouwen,

21 maar het zou gaan naar het Schriftwoord: Zij aan wie omtrent hem niets verkondigd is zullen hem zien, en zij die er niets van gehoord hebben zullen het begrijpen.

22 Daarom ben ik ook menigmaal verhinderd tot u te gaan;

23 maar nu, daar ik in deze streken geen ruimte meer heb om te arbeiden en sedert vele jaren verlang tot u te gaan

24 om dan naar Spanje te trekken want ik hoop op mijn doorreis u te zien en door u daarheen uitgeleid te worden, indien ik eerst van mijn bijzijn onder u--hoewel niet genoeg--genoten heb.

25 Maar nu reis ik naar Jeruzalem ten dienste der heiligen;

26 want Macedonie en Achaje hebben goedgevonden een bijdrage te geven voor de armen der heiligen te Jeruzalem.

27 Dit toch vonden zij goed, en zij zijn het ook aan hen verplicht. Immers, indien de heidenen deel hebben gekregen aan hun geestelijke gaven, zijn zij ook verplicht hen met stoffelijke te dienen.

28 Daarom zal ik, na dit volbracht en hun deze gave veilig overgebracht te hebben, over uw stad naar Spanje afreizen;

29 en ik weet, dat, wanneer ik tot u kom, ik met een rijken zegen van Christus komen zal.

30 Ik vermaan u dan, broeders, bij onzen Heer Jezus Christus en bij de liefde des Geestes, mijn strijd mee te strijden door voor mij tot God te bidden,

31 dat ik gered worde uit de handen der ongelovigen in Judea, en de dienst dien ik aan de heiligen te Jeruzalem bewijzen moet aangenaam zij;

32 opdat ik, in blijdschap tot u komend als God wil, bij u uitruste.

33 God, die vrede geeft, zij met u allen. Amen.