Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Romeinen 16

1 Ik beveel u onze zuster Febe aan, diakones der gemeente in Kenchreen;

2 opdat hij haar als belijdster van den Heer ontvangt, zoals het aan de heiligen betaamt, en haar in elke zaak waarin zij wellicht uw hulp behoeft bijstaat. Want zij is zelf menigeen tot hulp geweest, ook mij.

3 Groet Prisca en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus,

4 die voor mijn leven hun hals gewaagd hebben, wien niet alleen ik dankbaar ben, maar ook al de gemeenten onder de heidenen;

5 groet ook de gemeente die in hun huis samenkomt. Groet mijn geliefden Epenetus, den eersteling van Christus in Azie;

6 groet Maria, die zich veel moeite voor u gegeven heeft.

7 Groet Andronicus en Junias, mijn bloedverwanten en medegevangenen, die onder de apostelen een ereplaats innemen, die ook eerder dan ik tot Christus zijn gekomen.

8 Groet Ampliatus, mijn in den Heer geliefde.

9 Groet Urbanus, mijn medewerker in Christus, en mijn geliefden Stachus.

10 Groet Apelles, den beproefden dienaar van Christus. Groet hen die tot het huis van Aristobulus behoren.

11 Groet Herodion, mijn bloedverwant. Groet de aanhangers van Christus die tot het huis van Narcissus behoren.

12 Groet Tryfena en Tryfoza, die in den dienst des Heeren arbeiden. Groet Persis, de geliefde, die veel in den dienst des Heeren gearbeid heeft.

13 Groet Rufus, den in den Heer uitverkorene, met zijn en mijn moeder.

14 Groet Asyncritus, Flegon, Hermes, Patrobas, Hermas en de broeders die bij hen zijn.

15 Groet Filologus en Julias, Nereus en zijn zuster, ook Olympas en alle heiligen die bij hen zijn.

16 Groet elkander met een heiligen kus. U groeten alle gemeenten van Christus.

17 Ik vermaan u, broeders, het oog te houden op hen die tweespalt en ergernis tegen de leer die gij ontvangen hebt verwekken, en u van hen af te keren.

18 Want zulke mensen dienen niet onzen Heer Christus, maar hun buik, en bedriegen de harten der argelozen door hun zoete woorden en mooie praatjes.

19 Immers, uw gehoorzaamheid is ter kennisse van allen gekomen; daarom verblijd ik mij over u en wil dat gij zo wijs zijt het goede te doen en onberispelijk te zijn tegenover het boze.

20 God, die den vrede geeft, zal weldra den Satan onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heer Jezus zij met u.

21 U groeten Timotheus, mijn medewerker, en Lucius, Jason en Sosipatrus, mijn bloedverwanten.

22 Ontvangt de groeten van mij, Tertius, die in dienst van den Heer den brief heb geschreven.

23 U groet Cajus, de gastheer van mij en van de gehele gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en broeder Quartus.

24

25 Hem nu die machtig is u te versterken volgens mijn heilsleer en de prediking over Jezus Christus, waarin het heilsgeheim aan den dag treedt, dat van eeuwigheid verzwegen,

26 maar nu geopenbaard en door de profetische geschriften, volgens de opdracht van den eeuwigen God, aan alle volken bekendgemaakt is; opdat zij aan het geloof zouden gehoorzaam zijn--

27 Hem, den alleen wijzen God, komt door Jezus Christus de eer tot in alle eeuwigheid toe. Amen.