Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

2Korintiërs 9

1 Immers, het is overbodig dat ik u schrijf over het dienstbetoon aan de heiligen;

2 want ik ken uw bereidwilligheid om welke ik mij tegenover de Macedoniers op u beroem. Ik zeide hun dat Achaje reeds laatstleden jaar gereed was; en uw ijver heeft velen aangespoord.

3 Ik zend dan de broeders opdat niet onze roem op u in dit opzicht ongegrond blijke te zijn en gij werkelijk, gelijk ik gezegd heb, gereed moogt zijn.

4 Anders, als wellicht enige Macedoniers met mij meekwamen en zij u niet gereed vonden, zouden wij in dit ons vertrouwen te schande gemaakt worden--of liever gij.

5 Ik heb het daarom nodig geoordeeld de broeders aan te sporen vooruit tot u te gaan en uw reeds bij voorbaat aangekondigde milde gave in orde te brengen, zodat die gereedligt als een uit een gul hart gegeven, en niet als een afgedwongen gave.

6 Bedenkt: Wie spaarzaam zaait zal ook spaarzaam maaien; wie met milde hand zaait zal ook in milden overvloed maaien.

7 Ieder doe zoals hij het in zijn hart voorgenomen heeft, niet met droefheid of gedwongen; want God heeft een blijmoedigen gever lief.

8 God is bij machte u rijkelijk allerlei gunst te betonen; zodat gij, in allen dele steeds het nodige bezittend, overvloed hebt voor ieder goed werk.

9 Zoals geschreven staat: Hij heeft uitgestrooid, den armen gegeven; zijn gerechtigheid duurt voor altijd.

10 --Hij, die den zaaier van zaad voorziet en hem brood geeft tot spijze, Hij zal u zaad schenken, het vermeerderen en de vruchten uwer gerechtigheid overvloedig maken;

11 daar gij in allen dele rijk genoeg zijt om uw gulheid te tonen, die door onze tussenkomst zal maken dat God gedankt wordt.

12 Want dit dienstbetoon dekt niet alleen het tekort der heiligen, maar heeft groter betekenis door vele dankzeggingen aan God.

13 Immers als gij in dit dienstbetoon de proef hebt doorstaan, prijzen zij God over uw gehoorzaamheid aan uw belijdenis van de Blijde boodschap aangaande Christus en over uw oprecht gevoel van gemeenschap met hen en met allen.

14 Zij van hun kant voelen zich in hun gebed voor u tot u getrokken wegens de rijke genade die God u verleend heeft.

15 Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke genade!