Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Galaten 1

1 Paulus, apostel, noch vanwege mensen noch door een mens geroepen, maar door Jezus Christus en God den Vader, die hem uit de doden heeft opgewekt,

2 en al de broeders die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatie,

3 genade zij uw deel en vrede van God, onzen Vader, en den Heer Jezus Christus,

4 die zich gegeven heeft voor onze zonden om ons te verlossen uit de tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader.

5 Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid, Amen.

6 Het verwondert mij dat gij zo spoedig van hem die u door de genade van Christus geroepen heeft afvalt tot een andere heilsleer.

7 Het is geen andere. Maar sommigen brengen u in de war en willen de blijmare van Christus verdraaien.

8 Edoch, al verkondigden wij of een engel uit den hemel u een heilsleer die afwijkt van die welke wij u verkondigd hebben, hij zij vervloekt!

9 Zoals wij vroeger hebben gezegd, en ik nu herhaal, wanneer iemand u iets verkondigt in strijd met hetgeen gij hebt ontvangen, hij zij vervloekt!

10 Nu tracht ik toch niet mensen of God over te halen of mensen te behagen? Indien ik aan mensen behaagde, zou ik geen dienaar van Christus zijn.

11 Want ik verklaar u, broeders, dat de door mij verkondigde blijmare niet van menselijke oorsprong is;

12 immers, ik heb haar niet van een mens gekregen of overgenomen, maar door een openbaring van Jezus Christus.

13 Gij hebt toch gehoord, hoe ik vroeger in het Jodendom leefde, dat ik de gemeente Gods heftig vervolgde en trachtte te verdelgen,

14 ja, in Joodse wijze van denken en doen vele mijner tijdgenoten onder mijn volk overtrof, daar ik een nog groter ijveraar was voor mijn voorvaderlijke instellingen.

15 Toen het nu Hem die mij van den moederschoot af uitverkoren en door zijn genade geroepen heeft behaagde

16 zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem onder de heidenen zou prediken, ben ik van den aanvang af niet met vlees en bloed teradegegaan

17 en heb ik mij niet naar Jeruzalem begeven tot hen die voor mij apostelen waren, maar ben naar Arabie vertrokken en van daar naar Damaskus teruggekeerd.

18 Drie jaar later ben ik naar Jeruzalem gegaan om met Kefas kennis te maken, en ben vijftien dagen bij hem gebleven.

19 Ik heb geen anderen apostel ontmoet dan Jacobus, den broeder des Heeren.

20 Wat ik u schrijf, zie, ik zweer u dat ik niet lieg.

21 Daarna ben ik naar de streken van Syrie en Cilicie gegaan.

22 Ik was aan de Christengemeenten in Judea persoonlijk onbekend;

23 zij hadden alleen horen zeggen: Hij die ons vroeger vervolgde predikt nu het geloof dat hij weleer zocht te gronde te richten

24 --en verheerlijkten God om hetgeen met mij geschied was.