Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Galaten 3

1 O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd? u, wien Jezus Christus als gekruisigd voor ogen afgeschilderd is!

2 Dit ene wil ik maar van u vernemen: Hebt gij den Geest ontvangen door uw handelen naar de wet of door de prediking van het geloof?

3 Zijt gij dan zo dwaas? Na begonnen te zijn met den geest, eindigt gij nu met het vlees?

4 Hebt gij zo grote ervaring vruchteloos gehad? Was het maar zonder vrucht!

5 Nu dan, Hij die u den Geest schenkt en wonderen onder u werkt, doet Hij dit door uw handelen naar de wet of door de prediking des geloofs?

6 Zoals Abraham in God geloofde en hem dit tot gerechtigheid toegerekend werd.

7 Gij weet dus: Zij die uit het geloof zijn, dat zijn Abrahams zonen.

8 En de Schrift, voorziende dat God de heidenen uit geloof zou rechtvaardigen, heeft vooruit aan Abraham de belofte gegeven: In u zullen alle volken worden gezegend

9 --zodat zij die uit het geloof zijn met den gelovigen Abraham worden gezegend.

10 Want zovelen op wetswerken steunen zijn onder den vloek; immers, er staat geschreven: Vervloekt ieder die zich niet stipt houdt aan alwat in het boek der wet geschreven is door het te doen.

11 En dat niemand door de wet bij God gerechtvaardigd wordt is duidelijk; want: De gerechte zal uit het geloof leven. --

12 En bij de wet komt het niet op het geloof aan, maar: Wie deze dingen doet zal daardoor leven.

13 Christus heeft ons losgekocht van den vloek der wet, door voor ons een vervloekte te worden--want er staat geschreven: Vervloekt ieder aan een paal gehangene--

14 opdat de zegen die Abrahams deel was door Jezus Christus tot de heidenen komen mocht; opdat wij de belofte des Geestes zouden ontvangen door het geloof.

15 Broeders--ik vergelijk het met een wereldse zaak--het gaat er mee als met eens mensen beschikking die rechtskracht verkregen heeft: zij kan door niemand ongeldig gemaakt of veranderd worden.

16 Welnu, aan Abraham zijn de beloften gegeven, en aan zijn zaad. Hij zegt niet: En aan uw zaden--in het meervoud, maar: Aan uw zaad--in het enkelvoud, dat is: Christus.

17 Nu beweer ik dit: Een beschikking die door God vooraf rechtskracht gekregen heeft kan door de wet, die na vierhonderd dertig jaar gekomen is, niet ongeldig gemaakt worden, zodat de belofte zou zijn vervallen.

18 Want hing de erfenis aan de wet, dan zou zij niet meer van de belofte afhangen. God nu heeft haar aan Abraham goedgunstig geschonken door een belofte.

19 Wat beduidt dan de wet? Zij is er bijgevoegd om de overtredingen te vermeerderen, totdat het zaad dat de belofte heeft verkregen gekomen is; zij is voorgeschreven door engelen en gegeven door middel van een tussenpersoon.

20 Een tussenpersoon nu komt niet voor een persoon op, en God is Een.

21 Is dan de wet in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet. Want indien er een wet gegeven was in staat om leven te scheppen, dan zou de ware gerechtigheid inderdaad van een wet afhangen;

22 maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte door het geloof in Jezus Christus aan de gelovigen zou tendeelvallen.

23 Voordat het geloof kwam werden wij onder de wet opgesloten, en in verzekerde bewaring gehouden voor het geloof dat zou geopenbaard worden;

24 zodat de wet onze tuchtmeester geweest is om ons voor Christus te bewaren; opdat wij zouden gerechtvaardigd worden op grond van geloof.

25 Nu het geloof gekomen is, staan wij niet meer onder een tuchtmeester.

26 Want gij zijt allen zonen Gods in Christus Jezus door het geloof.

27 Immers, zovelen gij door den doop met Christus zijt verenigd hebt gij u met Christus bekleed.

28 Om het even of gij Jood of heiden, slaaf of vrije, man of vrouw zijt, gij allen zijt een in Christus Jezus,

29 en als gij Christus toebehoort, dan zijt gij Abrahams zaad en volgens de belofte erfgenamen.