Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Efeziërs 1

1 Paulus, een door Gods wil geroepen apostel van Christus Jezus, aan de heiligen te Efeze en de getrouwen in Christus Jezus:

2 genade zij uw deel en vrede vanwege God, onzen Vader, en den Heer Jezus Christus.

3 Geloofd zij de God en Vader van onzen Heer Jezus Christus, die door hem ons gezegend heeft met allerlei geestelijke zegening in de hemelen.

4 In hem heeft Hij ons voor de grondlegging der wereld uitverkoren om heilig en vlekkeloos voor Hem te staan.

5 Liefderijk had Hij ons bestemd zijn zonen te zijn door Jezus Christus, volgens het welbehagen van zijn wil,

6 tot lof der heerlijkheid van de genade waarmee Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde.

7 In hem bezitten wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving der overtredingen, naar den rijkdom zijner genade.

8 Overvloedig heeft Hij ons die betoond door met louter wijsheid en beleid

9 ons het geheim van zijn raadsbesluit mee te delen. Naar zijn welbehagen had Hij het genomen,

10 ter regeling van het einde der tijden om alles wat in den hemel en op de aarde is in Christus saam te vatten.

11 In hem hebben wij ook het erfdeel verkregen, hiertoe bestemd krachtens de voorbeschikking van Hem die alles tot stand brengt door zijn wilsbesluit;

12 volgens hetwelk het ons gegeven is zijn heerlijkheid te loven, ons, die reeds bij voorbaat gehoopt hebben op Christus.

13 In hem zijt ook gij, na de prediking der waarheid, de blijmare van uw redding, gehoord te hebben, waardoor gij na haar gelovig aangenomen te hebben verzegeld zijt met den beloofden Heiligen Geest,

14 die een onderpand is dat wij de verlossing zullen erven waardoor wij Gods eigendom zijn, tot lof van zijn heerlijkheid.

15 Dewijl ik dan van uw geloof in den Heer Jezus en van uw liefde jegens alle heiligen gehoord heb,

16 houd ook ik niet op in mijn gebeden dankend van u gewag te maken;

17 opdat de God van onzen Heer Jezus Christus de volheerlijke Vader, u geve den geest van wijsheid en openbaring door volkomen kennis van Hem.

18 Hij verlichte de ogen van uw gemoed; opdat gij moogt weten wat de hoop uwer roeping inhoudt, hoe rijk de heerlijkheid is die Hij ons onder de heiligen wil doen beerven,

19 en hoe overgroot de kracht is die Hij voor ons, gelovigen, aanwendt.

20 Diezelfde geweldig grote kracht heeft Hij ook doen werken in Christus door hem uit de doden op te wekken en aan zijn rechterhand in den hemel plaats te geven,

21 hoog boven alle heerschappij, macht, kracht en hoogheid, boven elken naam die genoemd wordt niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomstige.

22 Alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd, en hem heeft Hij als boven alles verheven hoofd aan de Gemeente gegeven.

23 Zij is zijn lichaam, vol van hem die alles in allen vervult.