Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Deuteronomium 16

1 Onderhoud de maand Abib en vier Pascha ter ere van den Heer, uw god; want in de maand Abib heeft de Heer, uw god, u in den nacht uit Egypte uitgeleid;

2 en slacht als paaschoffer voor den Heer, uw god, kleinvee en runderen, in de plaats die de Heer zal uitkiezen om er zijn naam te doen wonen.

3 Gij zult daarbij niets gedeesemds eten; zeven dagen moet gij daarbij ongezuurd brood eten, brood der ellende; daar gij in angstige haast uit Egypteland zijt getogen; opdat gij al uw levensdagen den dag van uw uittocht uit Egypteland in gedachtenis houdt.

4 Zeven dagen lang zal bij u in uw ganse gebied geen gist gezien worden; ook zal van het vlees dat gij den eersten dag des avonds slacht niets den nacht overblijven tot den morgen.

5 Het is u niet geoorloofd het paaschoffer te slachten in een uwer steden, die de Heer, uw god, u geeft;

6 maar in de plaats die de Heer, uw god, zal uitkiezen om er zijn naam te doen wonen zult gij des avonds het paaschoffer slachten zodra de zon is ondergedaan: den tijd van uw uittocht uit Egypte.

7 Gij zult het in de plaats die de Heer, uw god, zal uitkiezen koken en eten en des morgens u op weg begeven en heengaan naar uw tenten.

8 Zes dagen lang zult gij ongezuurd brood eten, en den zevenden is het hoogtijd ter ere van den Heer, uw god; dan zult gij geen werk verrichten.

9 Zeven weken zult gij tellen: van dat men begint de sikkel in het koorn te slaan zult gij beginnen te tellen, zeven weken,

10 en dan het Wekenfeest vieren ter ere van den Heer, uw god, naar gelang der vrijwillige gaven die gij zult geven, overeenkomstig den zegen dien de Heer, uw god, u zal schenken;

11 en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van den Heer, uw god, met uw zoon en dochter, uw dienstknecht en dienstmaagd, den Leviet die in uw steden woont, den vreemde, den wees en de weduwe die in uw midden zijn, in de plaats die de Heer, uw god, zal uitkiezen om er zijn naam te doen wonen;

12 gedenk dat gij slaaf in Egypte zijt geweest, en betracht nauwgezet deze inzettingen.

13 Het Loofhuttenfeest zult gij zeven dagen lang vieren, wanneer gij van uw dorschvloer en uw wijnpers hebt ingezameld,

14 en op uw feest zult gij vrolijk zijn met uw zoon en dochter, uw dienstknecht en dienstmaagd, den Leviet, den vreemde, den wees en de weduwe die in uw steden wonen.

15 Zeven dagen zult gij feestvieren ter ere van den Heer, uw god, op de plaats die de Heer zal uitkiezen; want de Heer, uw god, zal u zegenen in al uw inkomsten en bij al den arbeid uwer handen; en gij zult onverdeeld vrolijk zijn.

16 Driemaal 's jaars zullen al uw mannen het aangezicht van den Heer gaan zien, in de plaats die hij zal uitkiezen: op het Feest der ongezuurde brooden, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest; en men zal niet met ledige handen voor den Heer verschijnen:

17 een ieder uwer kome met een gave, overeenkomstig den zegen dien de Heer, uw god, hem gegeven heeft.

18 Gij zult in al uw steden, die de Heer, uw god, u geeft, naar uw stammen rechters en ambtlieden aanstellen, die naar billijkheid over het volk zullen rechtspreken.

19 Gij zult het recht niet verkrachten, den persoon niet aanzien, noch een geschenk aannemen; want het geschenk maakt de ogen van wijzen blind en verdraait de zaken van wie recht hebben.

20 Gerechtigheid, wgerechtigheid zult gij najagen; opdat gij leeft en het land in bezit neemt dat de Heer, uw god, u geeft.

21 Gij zult geen gewijden boomstam, van welk hout ook, planten naast het altaar van den Heer, uw god, dat gij u maken zult,

22 noch een wij-steen oprichten; wat de Heer, uw god, haat.