Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Filippenzen 2

1 Daarom, indien onder u enige Christelijke opwekking, liefderijke toespraak geestesgemeenschap, hartelijkheid en ontferming is,

2 maakt dan mijn vreugd volkomen door eensgezind te zijn, gelijke onderlinge liefde te hebben, als mensen die, een van ziel, op hetzelfde bedacht zijn,

3 niet in twistgierigheid en ijdelheid, maar ootmoedig tegen elkander opziend,

4 niet lettend op uw eigen belang, maar ieder ook op dat van den ander.

5 Laat dezelfde gezindheid onder u zijn als in Christus Jezus was,

6 die, hoewel hij Gods gestalte had, er niet aan dacht de gelijkheid met God door roof zich toe te eigenen,

7 maar zichzelf ontdeed van de heerlijkheid, door een knechtsgestalte aan te nemen en uiterlijk aan een mens gelijk te worden.

8 In de gedaante van een mens aangetroffen, vernederde hij zich en werd gehoorzaam tot den dood, ja, den dood des kruises.

9 Daarom heeft God hem zeer verhoogd en hem den naam die hoger dan alle namen is gegeven;

10 opdat op het horen van den naam van Jezus de knieen gebogen worden van alwie in de hemelen, op de aarde en onder de aarde zijn,

11 en elke tong tot eer van God den Vader belijde dat Jezus Christus de Heer is.

12 Dus, mijn geliefden, zoals gij altijd gehoorzaam zijt geweest, niet alleen in mijn tegenwoordigheid, maar nu nog veeleer in mijn afwezigheid, werkt aan uw eigen redding met vrees en beving;

13 want het is God die u en doet willen en doet werken, opdat gij Hem moogt welgevallig zijn.

14 Doet alles zonder morren en zonder u te bedenken;

15 opdat gij onberispelijk en oprecht moogt zijn, vlekloze kinderen Gods te midden van een krom en verdraaid geslacht, waarin gij schittert als lichten in de wereld;

16 daar gij aan het levenswoord vasthoudt, tot roem voor mij in den dag van Christus, dat ik niet vergeefs mij heb ingespannen, niet vergeefs heb gezwoegd.

17 Maar al wordt ook bij de offerande en den altaardienst van uw geloof mijn bloed geplengd, ik verheug mij daarbij, ja, verheug mij met u allen.

18 Weest ook gij hierover blijde, verheugt u met mij.

19 In vertrouwen op den Heer Jezus hoop ik Timotheus spoedig tot u te zenden om zelf ook bemoedigd te worden wanneer ik berichten over u krijg.

20 Want ik heb niemand die het met u zo goed meent en zo trouw uw belangen zal behartigen als hij.

21 Allen toch denken aan zichzelf en niet aan de zaak van Christus Jezus.

22 Zijn betrouwbaarheid kent gij; gij weet dat hij mij, als een kind zijn vader, geholpen heeft bij de prediking van Christus.

23 Hem dan hoop ik te zenden zodra ik zie hoe het met mij zal aflopen.

24 En ik vertrouw op den Heer dat ik ook zelf spoedig komen zal.

25 Ook hield ik het voor nodig Epafroditus, mijn broeder, medewerker en medestrijder, uw bode, die in mijn nooddruft voorzien heeft, tot u te zenden;

26 want hij verlangde zeer naar u allen en was zeer in onrust, omdat gij hebt gehoord dat hij ziek was.

27 En hij is ook ziek geweest, den dood nabij; maar God heeft zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij: dat ik niet smart op smart zou hebben.

28 Daarom heb ik te meer spoed gemaakt om hem te zenden, opdat gij de vreugd van het weerzien moogt hebben en ik van de zorg bevrijd worde.

29 Ontvangt hem dan in den Heer met ongemengde vreugd en houdt zulke mannen in eer;

30 want om het werk van Christus heeft hij tot den rand van het graf zijn leven in de waagschaal gesteld, ten einde aan te vullen wat nog aan uw dienstbetoon voor mij ontbrak.