Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Tessalonicenzen 4

1 Ten slotte dan, broeders, wij komen tot u met een verzoek en een Christelijke vermaning: Gij hebt van ons vernomen, hoe gij u moet gedragen om Gode welgevallig te zijn en gij gedraagt u reeds zo welnu, zorgt dat gij hierin steeds meer vordert.

2 Want gij weet wel, welke voorschriften wij u in naam van den Heer Jezus gegeven hebben.

3 Dit toch is de wil van God, uw heiliging: van de ontucht moet gij u onthouden;

4 ieder uwer moet weten zich een eigen vrouw te verwerven in heiligheid en eerbaarheid,

5 niet in zinlijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen.

6 Verder ga niemand zich in handelszaken te buiten door inhaligheid jegens zijn broeder; want de Heer is een rechter over al die dingen, zoals wij u vroeger gezegd en betuigd hebben.

7 God toch heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar tot heiligheid.

8 Dus, wie dat verwerpt verwerpt niet een mens, maar God, die zijn Heiligen Geest in uw hart gegeven heeft.

9 Wat nu de broederliefde aangaat, hierover is het niet nodig u te schrijven; want gij hebt zelf van God geleerd elkander lief te hebben.

10 Immers, gij doet dat ook jegens alle broeders in geheel Macedonie. Wij vermanen u dan, broeders, hierin nog overvloediger te worden

11 en er uw eer in te stellen rustig te leven, uw eigen zaken te behartigen en u met uw handwerk bezig te houden, zoals wij u voorgeschreven hebben;

12 opdat uw gedrag in de ogen van hen die buiten de gemeente staan betamelijk zij en gij niemands hulp behoeft.

13 Wij willen niet, broeders, dat gij onkundig zijt betreffend het lot der ontslapenen; opdat gij niet bedroefd moogt zijn, gelijk de overigen, die geen hoop koesteren.

14 Want indien Jezus, zoals wij geloven, is gestorven en opgestaan, dan zal God ook de in Jezus ontslapenen met hem meevoeren.

15 Want dit zeggen wij u in naam des Heeren: Wij die overblijven en de komst des Heeren beleven, wij zullen de ontslapenen niet voorgaan.

16 Want de Heer zelf zal op een bevelwoord, terwijl de stem van een aartsengel en een bazuin Gods uit den hemel weerklinken, neerdalen; dan zullen eerst zij die in Christus' gemeenschap gestorven zijn opstaan;

17 daarna zullen wij die overgebleven zijn en het beleven tegelijk met hen op wolken weggevoerd worden, den Heer in de lucht tegemoet. Zo zullen wij altijd bij den Heer zijn.

18 Vertroost elkander dus met deze woorden.