Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

2Tessalonicenzen 2

1 Wij hebben een bede aan u, broeders, in verband met de komst van onzen Heer Jezus Christus en ons aller vereniging met hem:

2 verliest niet zo licht uw bezinning en laat u niet ontroeren, noch door een geestesopwelling; noch door een aan ons toegeschreven woord of brief, als stond de dag des Heeren voor de deur.

3 Laat niemand u op enige wijze bedriegen; want die dag komt niet tenzij eerst nog de afval komt en de mens der goddeloosheid verschijnt, de zoon des verderfs,

4 de tegenstander, die zich verheft tegen alwat God of heiligdom heet; zodat hijzelf in den tempel Gods gaat zitten, zich voor God uitgevend.

5 Herinnert gij u niet dat ik, toen ik nog bij u was, u dit zeide?

6 Nu weet gij wel, wat hem verhindert; te zijner tijd zal hij verschijnen.

7 Want het geheim der goddeloosheid oefent reeds zijn kracht; alleen moet hij die de hinderpaal is eerst uit den weg worden geruimd.

8 En dan zal de Goddeloze verschijnen en zal de Heer Jezus hem met den adem van zijn mond doden en door den glans van zijn komst vernietigen,

9 hem die komt met het geweld van den Satan, met allerlei krachtsbetoon, tekenen, valse wonderen

10 en met allerlei goddeloosheid, waardoor zij die verloren gaan bedrogen worden; tot straf daarvoor dat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aangenomen, waardoor zij gered zouden zijn.

11 Daarom zond God over hen de macht der dwaling, waardoor zij aan de leugen geloofsloegen:

12 opdat allen die de waarheid niet geloofden maar behagen schepten in de ongerechtigheid zouden veroordeeld worden.

13 Wij nu, van den Heer beminde broeders, moeten God altijd met het oog op u danken, dat God u van den aanvang af heeft uitverkoren tot redding door geestelijke heiliging en geloof in de waarheid,

14 waartoe Hij u ook riep door onze prediking, opdat gij deel moogt verkrijgen aan de heerlijkheid van onzen Heer Jezus Christus.

15 Dus, broeders, staat pal en houdt u aan de overleveringen die gij hetzij door een woord of een brief van ons hebt geleerd.

16 Onze Heer Jezus Christus zelf en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en uit genade eeuwigen troost en goede hoop heeft gegeven,

17 trooste uw harten en make u sterk in allerlei goed werk en woord.