Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Hebreeën 11

1 Geloof nu is vertrouwen bij hetgeen gehoopt en een overtuiging aangaande dat wat niet gezien wordt.

2 Om hun geloof toch is van de ouden met ere getuigd.

3 Door het geloof zien wij in, dat de werelden toebereid zijn door het woord van God; zodat hetgeen gezien wordt niet ontstaan is uit iets zichtbaars.

4 Door het geloof heeft Abel Gode een kostelijker offer gebracht dan Kain; op grond van dat geloof is van hem getuigd dat hij een rechtschapene was, daar God zelf dit getuigde met het oog op zijn gaven; en door dat geloof spreekt hij nog na zijn dood.

5 Door het geloof werd Henoch weggenomen zonder den dood te zien, en werd hij niet meer gevonden, omdat God hem wegnam. Want voordat hij weggenomen werd heeft hij de getuigenis gekregen dat God welgevallen in hem had.

6 Zonder geloof nu is het onmogelijk aan God welgevallig te zijn. Want wie tot God nadert moet geloven, dat Hij bestaat en dat Hij loon geeft aan hen die Hem zoeken.

7 Door het geloof heeft Noach, toen hij door een godsspraak over hetgeen nog niet gezien werd gewaarschuwd was, het ter harte genomen en een ark vervaardigd tot redding van zijn huis; door zijn geloof veroordeelde hij de wereld en werd hij de erfgenaam der geloofsgerechtigheid.

8 Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam geweest en getrokken naar een plaats die hij ten erfdeel zou krijgen; hij trok uit zonder te weten waarheen hij ging.

9 Door het geloof vestigde hij zich in het beloofde land als in een vreemd land, daar hij er in tenten woonde met Izaak en Jakob, die dezelfde belofte hadden geerfd;

10 want hij wachtte op de stad die grondslagen heeft, een stad welker bouwmeester en maker God is.

11 Door het geloof heeft zelfs Sara de kracht gekregen om bevrucht te worden, en dat toen zij den daartoe gezetten leeftijd voorbij was; omdat zij Hem die het beloofd had voor getrouw hield.

12 Daarom is ook uit een vader, en dat nog wel een die reeds afgeleefd was, een geslacht geboren talrijk als de sterren des hemels en het zand aan het strand der zee, ontelbaar.

13 In den gelove zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben, maar ze in de verte ziende en begroetend, met de belijdenis dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op de aarde.

14 Want zij die dit zeggen zoeken blijkbaar naar een vaderland.

15 En indien zij daarbij gedacht hadden aan het land dat zij verlaten hadden, dan zouden zij gelegenheid hebben gehad daarheen terug te keren.

16 Maar nu begeerden zij een beter vaderland, namelijk een hemels. Daarom schaamt ook God zich niet hun God genoemd te worden; want Hij heeft voor hen een stad bereid.

17 Door het geloof heeft Abraham, toen hij op de proef werd gesteld, Izaak geofferd; hij die de belofte had gekregen offerde zijn enige,

18 van wien was gezegd: Door Izaak zult gij kroost erlangen dat uw naam draagt. Want hij rekende er op dat God machtig was hem uit de doden op te wekken.

19 Daarom heeft hij hem als het ware teruggekregen.

20 Door het geloof heeft ook Izaak zegenend aan Jakob en Ezau de toekomst voorspeld.

21 Door het geloof zegende Jakob stervend elk der zonen van Jozef en boog zich op den knop van zijn staf.

22 Door het geloof gedacht Jozef bij zijn dood den uittocht der zonen Israels en gaf hij bevel over zijn gebeente.

23 Door het geloof werd Mozes na zijn geboorte drie maanden verborgen gehouden door zijn ouders, omdat zij zagen dat het kind schoon was, en zij vreesden het bevel des konings niet.

24 Door het geloof weigerde Mozes, toen hij groot was geworden, een zoon van Farao's dochter genoemd te worden,

25 daar hij liever met het volk Gods wilde mishandeld worden dan van zonde een tijdelijk voordeel hebben;

26 hij hield den smaad om Christus' wil voor een groter rijkdom dan de schatten van Egypte; want hij lette op de vergelding.

27 Door het geloof verliet hij Egypte, zonder den toorn des konings te vrezen; want hij was sterk, alsof hij den Onzienlijke zag.

28 Door het geloof stelde hij het Pascha in, en de bestrijking met het bloed, opdat de verderver van de eerstgeborenen hen niet zou aanraken.

29 Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land, terwijl de Egyptenaren, toen zij het ook beproefden, verdronken.

30 Door het geloof vielen de muren van Jericho, nadat ze zeven dagen lang waren omgetrokken.

31 Door het geloof kwam Rachab, de hoer, niet om met de ongehoorzamen, omdat zij de verspieders in vrede had ontvangen.

32 Wat zal ik nog meer noemen? Immers, de tijd zou mij ontbreken, ging ik verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuel en de profeten.

33 Zij hebben door het geloof koninkrijken overweldigd, gerechtigheid in praktijk gebracht, de beloften verkregen, de muilen der leeuwen gestopt,

34 de felheid van het vuur uitgeblust, zijn aan het scherp van het zwaard ontkomen, van zwak sterk geworden, krachtig geweest in den oorlog; heirlegers van vreemden deden zij wijken.

35 Vrouwen kregen uit de opstanding haar doden terug; er waren mannen, die zich lieten martelen zonder de bevrijding aan te nemen, ten einde een betere opstanding te erlangen.

36 Weer anderen leden bespotting en geeseling, ook boeien en gevangenis;

37 zij lieten zich stenigen, op de pijnbank leggen, doorzagen, vonden den dood onder het moordend zwaard, trokken rond in schaapsvachten en geitevellen, onder ontberingen, verdrukkingen, mishandelingen

38 --de wereld was niet waard hen te bezitten--zwervend door woestijnen, over bergen, in spelonken en aardspleten.

39 Die allen, hoewel zij om hun geloof een zo eervol getuigenis hebben gekregen, hebben de vervulling der belofte niet erlangd;

40 daar God voor ons iets beters had bestemd. Zij mochten niet zonder ons tot volmaking komen.