Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Jakobus 5

1 Kom aan dan, gij rijken, weent en jammert over de rampen die u boven het hoofd hangen.

2 Uw rijkdom is verrot, uw kleren zijn vol motgaten,

3 uw goud en zilver is verroest, en die roest zal tegen u getuigen en als vuur uw vlees verteren. Gij hebt het opgespaard tegen den jongsten dag.

4 Zie, het loon der arbeiders die uw akkers hebben gemaaid, dat door u achtergehouden is, schreeuwt om wraak, en de klachten der maaiers zijn gekomen tot de oren van den Heer Zebaoot.

5 Gij hebt op aarde gezwelgd en gebrast, u tegoedgedaan op den dag der slachting.

6 Gij hebt den rechtschapene gevonnist, vermoord, zonderdat hij zich tegen u verzette.

7 Broeders, weest dan geduldig tot de verschijning des Heeren. Zie, de landman wacht de kostelijke vrucht der aarde, daarbij geduld oefenend totdat zij den voorjaars regen en den najaarsregen gekregen heeft.

8 Weest ook gij geduldig, versterkt uw harten; want de komst des Heeren is nabij.

9 Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet in het gericht komt; zie, de Rechter staat voor de deur.

10 Neemt, broeders, een voorbeeld van geduld in lijden en lankmoedigheid aan de profeten, die in den naam des Heeren spraken.

11 Zie, wij noemen zalig hen die geduld hebben getoond. Gij hebt van het geduld van Job gehoord en weet hoe de Heer het liet aflopen; want de Heer is vol medelijden en erbarmen.

12 Voor alles, broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch bij iets anders; uw ja zij ja, uw neen neen; opdat gij niet onder een gericht valt.

13 Is onder u iemand in lijden, dat hij bidde; is hij goedsmoeds, hij zinge een loflied.

14 Is onder u iemand ziek, hij ontbiede de oudsten der gemeente; laat die dan over hem bidden, na hem onder aanroeping van des Heeren naam met olie gezalfd te hebben.

15 En het gelovig gebed zal den kranke redden, en de Heer zal hem weer oprichten. Ook zullen, indien hij zonden begaan heeft, ze hem vergeven worden.

16 Belijdt dan elkander uw zonden en bidt voor elkander opdat gij genezen moogt worden. Veel vermag het vurig gebed van een rechtschapene.

17 Elia was een mens geheel aan ons gelijk; hij bad dat het niet mocht regenen, en het regende niet op de aarde drie jaren en zes maanden.

18 Opnieuw bad hij, en de hemel gaf regen, en de grond deed zijn vrucht uitspruiten.

19 Broeders, als iemand onder u van de waarheid is afgedwaald en een ander hem tot bekering brengt,

20 weet dan dat hij die een zondaar van zijn doolweg bekeert diens ziel van den dood redden en een menigte zonden bedekken zal.