Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Jozua 16

1 Het lot kwam uit voor de zonen van Jozef. De grens liep van den Jordaan bij Jericho, ten oosten, langs de woestijn die van Jericho het gebergte oploopt naar Bethel-Luz.

2 Verder van Bethel door het grondgebied der Arkieten naar Ataroth,

3 en westwaarts af naar het gebied der Jafletieten tot aan het gebied van Laag-Beth-horon en over Gezer, om aan de zee te eindigen. D

4 e zonen van Jozef, Manasse en Efraim, kregen hun erfdeel.

5 Dit was het gebied der Efraimieten, naar hun geslachten: de grens van hun erfdeel was: Atroth-addar, in het oosten, tot Hoog-Beth-horon;

6 de westelijke grens kwam uit ten noorden van Michmethath; vervolgens liep zij in oostelijke richting naar Taanath-Sjilo, oostwaarts van daarnaar Janoah;

7 voorts van Janoah afwaarts naar Ataroth en Naarath, raakte Jericho en kwam uit bij den Jordaan.

8 Van Tappuah ging de grens westwaarts naar de beek Kana en eindigde aan zee. Dit was het erfdeel van den stam der Efraimieten, naar hun geslachten.

9 Voorts de steden die midden in het erfdeel der Manassieten voor de Efraimieten waren afgezonderd, al die steden met haar gehuchten.

10 Maar zij hebben de Kanaanieten die te Gezer woonden niet verdreven, en de Kanaanieten bleven in het midden van Efraim wonen tot op dezen dag en werden cijnsplichtig.