Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Petrus 3

1 Desgelijks moet gij, vrouwen, onderdanig zijn aan uw eigen mannen; opdat indien sommigen aan het woord Gods ongehoorzaam zijn, zij door den wandel hunner vrouwen zonder woorden gewonnen worden,

2 wanneer zij uw reinen en ingetogen wandel aanschouwen.

3 Uw tooi besta niet in uiterlijkheden, het vlechten van het haar, het omhangen met goud en het aantrekken van kleren,

4 maar in den innerlijken mens, met den onverderfelijken tooi van een zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is in Gods oog.

5 Want zo tooiden zich weleer ook de heilige vrouwen, die op God hoopten, aan haar eigen mannen onderdanig,

6 zoals Sara aan Abraham gehoorzaam was, hem heer noemend. Van haar zijt gij de kinderen geworden als gij het goede doet, zonder iets of iemand te vrezen.

7 Desgelijks moet gij, mannen, verstandig met uw vrouw omgaan, als met het zwakkere vat, en haar eer bewijzen als aan medeerfgenamen aan de genade des levens; opdat gij niet verhinderd wordt te bidden.

8 Ten slotte, weest allen eensgezind, met elkander meevoelend, vol liefde voor de broeders, barmhartig, deemoedig;

9 vergeldt niet kwaad met kwaad of scheldwoord met scheldwoord, maar zegent integendeel; want daartoe zijt gij geroepen; opdat gij zegen moogt beerven.

10 Want wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien weerhoude zijn tong van slechtheid en zijn lippen van valse taal;

11 hij wijke af van het kwade en doe het goede, zoeke den vrede en jage dien na;

12 want des Heeren ogen zijn gekeerd naar de rechtschapenen en zijn oren naar hun gebed, maar de Heer houdt de boosdoeners in het oog.

13 En wie zal u slecht behandelen indien gij voor het goede ijvert?

14 Maar al moet gij ook om de gerechtigheid lijden, zalig gij! Vreest niet voor hen en wordt niet verschrikt,

15 maar heiligt den Heer Christus in uw hart, altijd bereid aan ieder die het van u eist rekenschap te geven van uw hoop, maar met zachtmoedigheid en vrees,

16 in het bezit van een goed geweten; opdat zij, wanneer zij op uw goeden Christelijken wandel smalen, beschaamd uitkomen met hun lasteringen.

17 Beter toch is het dat hij, indien Gods wil het eist, goed doende lijdt dan kwaad doende.

18 Want ook Christus is eenmaal voor de zonden gestorven, een gerechte voor ongerechten, opdat hij u tot God zou brengen. Hij is wel gedood naar het vlees, maar levend gemaakt naar den geest,

19 waarin hij zelfs is gaan prediken aan de geesten in de gevangenis,

20 die weleer ongehoorzaam waren geweest toen, in de dagen van Noach, Gods lankmoedigheid wachtte totdat de ark zou gemaakt zijn, waarin enige weinigen--namelijk acht zielen--gered werden midden door het water heen.

21 Hiervan is het tegenbeeld, dat u redt, de doop, die niet bestaat in de verwijdering van onreinheid van het vlees, maar in de bede tot God om een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus,

22 die, daar hij naar den hemel gegaan is, ter rechterhand Gods is, nadat de engelen, krachten en machten zich aan hem onderworpen hadden.