Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Johannes 2

1 Kinderen, dit schrijf ik u opdat gij niet moogt zondigen, en indien iemand zondigt, wij hebben een Helper bij den Vader, Jezus Christus, den rechtschapene.

2 Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze maar ook voor die der gehele wereld.

3 En hieraan weten wij dat wij hem kennen dat wij zijn geboden inachtnemen.

4 Wie zegt: Ik ken hem--en zijn geboden niet onderhoudt is een leugenaar, en in hem is de waarheid niet;

5 maar wie zijn woord trouw bewaart, in hem is de liefde voor God volkomen geworden. Hieraan weten wij dat wij in hem zijn.

6 Wie zegt in hem te blijven, diens wandel moet zijn zoals de zijne is geweest.

7 Geliefden, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud, een dat gij van den aanvang af gehad hebt; het oude gebod is het woord dat gij hebt gehoord.

8 En toch is het gebod dat ik u schrijf nieuw--wat waar is in hem en in u--want de duisternis gaat voorbij, en het ware licht schijnt reeds.

9 Wie zegt in het licht te zijn en zijn broeder haat is nog steeds in de duisternis.

10 Wie zijn broeder liefheeft blijft in het licht, en in hem is niets aanstotelijks;

11 maar wie zijn broeder haat is in de duisternis en verkeert in de duisternis: hij weet niet waar hij heengaat; want de duisternis heeft zijn oog verblind.

12 Ik schrijf u, kinderen, omdat de zonden u om zijns naams wil vergeven zijn.

13 Ik schrijf u, vaders, omdat gij hem die van den beginne bestaat kent. Ik schrijf u, jongelingen, omdat gij den Boze overwonnen hebt. Ik schreef u, kinderen, omdat gij den Vader kent.

14 Ik schreef u, vaders, omdat gij hem die van den beginne bestaat hebt leren kennen. Ik schreef u, jongelingen, omdat gij sterk zijt en Gods woord in u blijft en gij den Boze overwonnen hebt.

15 Hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, zo is de liefde voor den Vader niet in hem.

16 Want alwat in de wereld is, de begeerlijkheid des vlezes, de begeerlijkheid der ogen en de grootschheid des levens, is niet afkomstig van den Vader, maar van de wereld.

17 En de wereld gaat met wat begeerlijk in haar is voorbij; maar wie den wil Gods doet blijft tot in eeuwigheid.

18 Kinderen, het is de laatste ure, en gelijk gij gehoord hebt dat er een Antichrist komt, zo zijn er nu veel Antichristen opgestaan. Hieruit weten wij dat het de laatste ure is.

19 Zij hebben ons verlaten, maar behoorden niet tot ons, want waren zij van de onzen geweest, ze zouden bij ons gebleven zijn. Doch dat is geschied opdat het duidelijk zou worden dat niet allen bij ons behoren.

20 En gij allen hebt de zalving des Heiligen en bezit allen kennis.

21 Ik heb u niet geschreven omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat gij haar wel kent en geen leugen uit de waarheid is.

22 Wie is een leugenaar indien niet hij die loochent dat Jezus de Christus is? Dat is de Antichrist, die den Vader en den Zoon loochent.

23 Alwie den Zoon loochent heeft ook den Vader niet; wie den Zoon belijdt heeft ook den Vader.

24 Wat u aangaat, in u blijve wat gij van den aanvang af gehoord hebt. Indien dat wat gij van den aanvang af gehoord hebt in u blijft, zult gij ook in den Vader en in den Zoon blijven.

25 En dit is de belofte die Hij ons gegeven heeft: het eeuwige leven.

26 Dit heb ik u geschreven met het oog op hen die u op een dwaalspoor brengen.

27 En wat u aangaat, in u blijft de zalving die gij van hem ontvangen hebt, en gij hebt niet nodig dat iemand u leert; maar zoals zijn zalving u over alles onderwijst--en dat is waarachtig en geen leugen--zooals hij u geleerd heeft, blijft zo in hem.

28 Nu dan, kinderen, blijft in hem; opdat wij, wanneer hij verschijnt, vrijmoedigheid mogen hebben en niet bij zijn komst beschaamd voor hem terugtreden.

29 Indien gij weet dat hij rechtschapen is, weet gij ook dat alwie de gerechtigheid betracht uit hem is geboren.