Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Johannes 3

1 Ziet hoe grote liefde ons de Vader bewezen heeft: dat wij kinderen Gods genoemd worden--en dat zijn wij ook. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij tot de kennis van Hem niet gekomen is.

2 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en wat wij zijn zullen is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer hij geopenbaard wordt, wij hem gelijk zullen zijn; want wij zullen hem zien gelijk hij is.

3 En alwie deze hoop op hem heeft reinigt zich zoals hij rein is.

4 Ieder die zonde bedrijft overtreedt ook de wet; want de zonde is de wetsovertreding.

5 En gij weet dat hij verschenen is om de zonden weg te nemen, en zonde is in hem niet.

6 Alwie in hem blijft zondigt niet; alwie zondigt heeft hem niet gezien en niet gekend.

7 Kinderen, niemand brenge u op een dwaalspoor! Wie de gerechtigheid doet is rechtschapen, zoals hij rechtschapen is;

8 wie de zonde doet is uit den Duivel; want de Duivel zondigt van den aanvang af. Met dat doel is de Zoon Gods verschenen om de werken des Duivels te verbreken.

9 Alwie uit God geboren is bedrijft geen zonde; want zijn zaad blijft in hem, en hij kan niet zondigen omdat hij uit God geboren is.

10 Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des Duivels kenbaar; alwie de gerechtigheid niet doet is niet uit God; evenmin wie zijn broeder niet liefheeft.

11 Want dit is de verkondiging die gij van den aanvang af gehoord hebt, dat wij elkander moeten liefhebben.

12 Laten wij niet zijn als Kain, die uit den Boze was en zijn broeder doodsloeg; en waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder goed.

13 Weest er niet Verwonderd over, broeders, dat de wereld u haat.

14 Wij weten zelf wel dat wij uit den dood tot het leven zijn overgegaan, omdat wij onze broeders liefhebben. Wie niet liefheeft blijft in den dood.

15 Alwie zijn broeder haat is een moordenaar, en gij weet dat geen moordenaar het eeuwige leven duurzaam bezit.

16 Hierin hebben wij de liefde leren kennen, dat hij zijn leven voor ons heeft prijsgegeven. Zo zijn ook wij verplicht voor onze broeders ons leven prijs te geven.

17 Wie werelds goed bezit, en terwijl hij ziet dat zijn broeder gebrek lijdt, zijn hart voor hem sluit, hoe zou in hem dan de liefde voor God duurzaam zijn?

18 Kinderen, laat ons niet liefhebben met woord of tong, maar met de daad en in waarheid.

19 Hieraan zullen wij weten, dat wij uit de waarheid zijn en voor hem ons hart geruststellen,

20 dat, wanneer ons hart ons aanklaagt, God meer is dan ons hart en alles weet.

21 Geliefden als ons hart ons niet aanklaagt, hebben wij vrijmoedigheid voor God

22 en ontvangen van Hem alwat wij vragen; omdat wij zijn geboden onderhouden en doen wat Hem welgevallig is.

23 En dit is zijn gebod, dat wij geloven in den naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkander liefhebben, zoals Hij ons bevolen heeft.

24 Wie zijn geboden onderhoudt, blijft in Hem, en Hij in hem. En hieruit weten wij dat Hij in ons blijft, uit den geest dien Hij ons gegeven heeft.