Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Openbaring 11

1 Nu werd mij een riet, aan een roede gelijk, gegeven met de woorden: Sta op en meet den tempel Gods, het altaar en hen die daar aanbidden.

2 Maar zonder het buitenste voorhof van den tempel uit en meet dat niet; want het is overgeleverd aan de heidenen, die de heilige stad twee en veertig maanden zullen vertreden.

3 En Ik zal aan mijn twee getuigen de gelegenheid geven twaalfhonderd zestig dagen lang, in rouwgewaad gekleed, te profeteren.

4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars, die voor den Heer der aarde staan.

5 Wil iemand hun kwaad doen, dan komt vuur uit hun mond en verteert hun vijanden; wil iemand hun kwaad doen, dan moet hij zo gedood worden.

6 Zij hebben de macht om den hemel te sluiten, zodat geen regen valt in de dagen waarin zij profeteren; ook hebben zij de macht om de wateren in bloed te veranderen en het land met allerlei plagen te slaan zo vaak zij willen.

7 En wanneer zij hun getuigenis ten einde gebracht hebben, zal het Beest dat uit den Afgrond opkomt tegen hen oorlog voeren, hen overwinnen en hen doden;

8 hun lijken zullen liggen op het plein der grote stad die figuurlijk Sodom en Egypte heet, waar ook hun Heer gekruisigd is.

9 En mensen uit allerlei volken, stammen, talen en natien zullen hun lijken drie en een halven dag zien liggen zonder toe te laten dat ze begraven worden.

10 Ja, de bewoners der aarde zullen zich over hen verheugen, feestvieren en elkander geschenken zenden; want die twee profeten hadden de bewoners der aarde gepijnigd.

11 En na drie en een halven dag kwam een levensgeest van God in hen en stonden zij op hun voeten; en grote vrees viel op hen die hen zagen.

12 Zij hoorden toen een luide stem uit den hemel tot hen roepen: Stijgt hierheen op! En in een wolk stegen zij ten hemel, terwijl hun vijanden hen zagen.

13 Te dier ure ontstond een grote aardbeving, het tiende deel der stad viel om, en door die aardbeving werden zevenduizend mensen gedood; toen werden de overigen bevreesd en gaven eer aan den God des hemels.

14 Zo is het tweede wee voorbijgegaan; zie, het derde komt welhaast.

15 Nu blies de zevende engel, en in den hemel weerklonken luide stemmen, die zeiden: Gekomen is het koninkrijk van onzen Heer en zijn Gezalfde over de wereld; heersen zal Hij tot in alle eeuwigheid.

16 En de vier en twintig oudsten, die voor God op hun tronen zaten, vielen op hun aangezicht en aanbaden God,

17 zeggend: Wij danken U, Heere God, Albeheerscher, die is en was, dat Gij uw grote macht ter hand genomen en de heerschappij aanvaard hebt.

18 De volken werden vertoornd, maar uw toorn kwam en de tijd om de doden te oordelen, en uw dienstknechten de profeten, de heiligen en hen die uw naam vrezen, kleinen en groten, te belonen en hen die de aarde verdierven te verderven.

19 Toen werd de tempel Gods in den hemel geopend, in zijn tempel werd zijn verbondsark zichtbaar, en er ontstonden bliksemstralen, geluiden, donderslagen, aardbeving en geweldige hagel.