Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Openbaring 14

1 Ik zag toe, en zie, op den berg Sion stond het Lam, en bij hem honderd vier en veertig duizend, op wier voorhoofd zijn naam en die van zijn Vader geschreven waren,

2 en ik hoorde uit den hemel een geluid komen als dat van veel wateren en van hevigen donder, en het geluid dat ik hoorde was als dat van citerspelers die op hun citers spelen.

3 Zij zongen een nieuw lied voor den troon en de vier dieren en de oudsten. En niemand kon het lied leren behalve de honderd vier en veertig duizend, de losgekochten van de aarde.

4 Dat zijn zij die zich met vrouwen niet bevlekt hebben; want zij zijn maagdelijk. Dat zijn zij die het Lam volgen waar het ook heengaat. Zij zijn losgekocht uit de mensen, een keurgave voor God en het Lam,

5 en in hun mond wordt geen bedrog gevonden: zij zijn onberispelijk.

6 Ik zag een anderen engel hoog in de lucht vliegen, met een eeuwige blijmare, die hij brengt aan alle aardbewoners, alle volken, stammen, talen en natien.

7 Hij sprak met luide stem: Vreest God en geeft Hem eer; want de ure van zijn gericht is gekomen. Aanbidt den schepper van hemel en aarde, zee en waterbronnen.

8 Een tweede engel volgde hem en zeide: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat alle volken dronken heeft gemaakt met den toornwijn van zijn hoererij.

9 Een derde engel volgde hen, zeggend met luide stem: Indien iemand het Beest en zijn beeld aanbidt en aanneemt het merk op zijn voorhoofd of hand,

10 dan zal hij drinken van den wijn van Gods toorn, dien Hij ongemengd ingeschonken heeft in den beker van zijn toorn, en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en het Lam.

11 De rook hunner pijniging stijgt tot in alle eeuwigheid op; zij die het Beest en zijn beeld aanbidden, al neemt iemand ook slechts het merk van zijn naam aan, hebben dag noch nacht verpozing.

12 Hier komt den heiligen volharding te stade, hun die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.

13 Nu hoorde ik een stem uit den hemel: Schrijf: Zalig de doden die van nu af in de gemeenschap des Heeren sterven. Ja, waarlijk, zegt de Geest, zij zullen uitrusten van hun moeiten; want hun daden volgen hen.

14 Ik zag toe, en zie, daar was een witte wolk, en op die wolk zat iemand aan een mensenzoon gelijk, op zijn hoofd een gouden kroon, in zijn hand een scherpe zeis.

15 En uit het heiligdom kwam een andere engel, die met luide stem tot hem die op de wolk zat riep: Omlaag met uw zeis en maai; want het uur om te maaien is gekomen, de oogst der aarde toch is geel geworden.

16 Toen liet hij die op de wolk zat zijn zeis over de aarde gaan, en de aarde werd afgemaaid.

17 Weer kwam een engel uit het heiligdom in den hemel, ook met een scherpe zeis.

18 En een andere engel kwam van het altaar, met de macht over het vuur, en riep met luide stem tot den engel die de scherpe zeis had: Omlaag met uw scherpe zeis, snijd af de trossen van den wijnstok der aarde; want zijn druiven zijn rijp.

19 Toen liet de engel zijn zeis over de aarde gaan en sneed de vruchten van den wijnstok der aarde af, wierp ze in de grote perskuip van Gods toorn,

20 en die perskuip werd getreden buiten de stad het bloed stroomde uit die perskuip, totdat het de tomen der paarden bereikte, zestienhonderd stadien ver.