Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Openbaring 4

1 Daarna zag ik, zie, in den hemel stond een deur open, en dezelfde stem die ik den eersten keer met het geluid van een bazuin tot mij had horen spreken zeide: Klim hierheen op, en ik zal u tonen wat nadezen geschieden moet.

2 Dadelijk geraakte ik in geestvervoering, en zie, in den hemel stond een troon, en op dien troon zat iemand,

3 en hij die er op zat geleek op jaspis en sardium en rondom den troon was een regenboog, die op smaragd geleek.

4 En rondom den troon zag ik vier en twintig tronen, en op die tronen zaten vier en twintig oudsten, getooid in witte kleren, met gouden kronen op het hoofd.

5 Van den troon gingen bliksemstralen uit en stemmen en donderslagen, en voor den troon brandden zeven vurige lampen dat zijn de zeven geesten Gods.

6 Voor den troon was iets als een glazen zee, aan kristal gelijk. En in het midden van den troon en rondom den troon waren vier dieren, van voren en van achteren vol ogen.

7 Het eerste dier geleek op een leeuw, het tweede op een rund, het derde had het uiterlijk van een mens, het vierde geleek op een vliegenden arend.

8 Die vier dieren, waarvan elk zes vleugels had, waren rondom en van binnen vol ogen. Zij zeiden zonder verpozing dag en nacht: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Albeheerscher, Hij die was en is en komt.

9 En wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dank zullen geven aan Hem die op den troon zit, die leeft tot in alle eeuwigheid,

10 zullen de vier en twintig oudsten voor Hem die op den troon zit neervallen, Hem die leeft tot in alle eeuwigheid aanbidden en hun kronen neerwerpen voor den troon, zeggend:

11 Gij, Heer, onze God, zijt waard te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht; want Gij hebt alles geschapen en door uw wil bestond het en was het geschapen.