Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Ruth 4

1 Boaz nu ging ter poorte op en zette er zich neder. Toen de losser van wien hij gesproken had voorbijkwam, zeide hij: Kom eens hier en zet u neder, gij daar! Hij kwam en zette zich neder.

2 Toen nam hij tien mannen uit de oudsten der stad, tot wie hij zeide: Zet u hier neder--en zij gingen zitten.

3 Hierop zeide hij tot den losser: Den akker die aan onzen bloedverwant Elimelech behoorde heeft Noomi, die uit het veld van Moab teruggekeerd is, verkocht.

4 Ik heb gedacht hierover u te moeten aanspreken en te zeggen: Koop hem in tegenwoordigheid van hen die hier zitten en de oudsten van mijn volk. Indien gij hem lossen wilt, doe het; zo niet, deel het mij mede, opdat ik het wete; want buiten u is er geen losser dan ik, die op u volg. Hij zeide: Ik zal het doen.

5 Hierop zeide Boaz: Wanneer gij van Noomi den akker koopt, dan verwerft gij u tevens Ruth de Moabietische, de vrouw van den afgestorvene, om den naam van den afgestorvene in stand te houden over zijn erfdeel.

6 Maar de losser zeide: Ik zal niet kunnen lossen; dan zou ik mijn erfdeel bederven. Los gij in mijn plaats; want ik kan het niet doen.

7 Voorheen nu placht men in Israel bij lossing en ruiling, om de een of andere zaak haar beslag te doen krijgen, zijn schoen uit te trekken en aan den ander te geven. Dit was het afdoend getuigenis in Israel.

8 Daarom trok de losser, toen hij tot Boaz zeide: Sluit gij den koop--zijn schoen uit.

9 Hierop zeide Boaz tot de oudsten en al het volk: Gij zijt heden getuigen dat ik alwat aan Elimelech en wat aan Kiljon en Mahlon behoord heeft van Noomi koop.

10 Ook verwerf ik mij Ruth de Moabietische, de vrouw van Mahlon, tot vrouw, om den naam van den afgestorvene over zijn erfdeel in stand te houden; opdat de naam van den afgestorvene niet verdwijne uit zijn broeders en de poort zijner plaats. Gij zijt heden getuigen.

11 En al het volk in de poort en de oudsten antwoordden: Wij zijn getuigen! De Heer make deze vrouw die in uw huis komt als Rachel en Lea, die samen het huis Israel gebouwd hebben. Verwerf vermogen in Efrath en maak naam in Bethlehem.

12 Uw huis worde als dat van Peres, dien Tamar aan Juda gebaard heeft, door het kroost dat de Heer u bij deze vrouw geven zal.

13 Zo nam Boaz Ruth en werd zij zijn vrouw; hij kwam tot haar, en de Heer gaf haar dat zij zwanger werd en een zoon baarde.

14 Toen zeiden de vrouwen tot Noomi: Geloofd zij de Heer, die u heden een losser niet onthoudt. Zijn naam worde beroemd in Israel!

15 Hij zal u zijn tot een die u verjongt en uw grijsheid steunt; want uw schoondochter die u liefde heeft betoond heeft hem gebaard, zij die u meer waard is dan zeven zonen.

16 Toen nam Noomi het kind, legde het op haar schoot en werd zijn verpleegster.

17 En de buurvrouwen gaven het een naam, zeggende: Aan Noomi is een zoon geboren! en noemden het Obed. Hij is de vader van Izai, den vader van David.

18 Dit zijn de afstammelingen van Peres: Peres verwekte Hesron;

19 Hesron verwekte Ram; Ram verwekte Amminadab;

20 Amminadab verwekte Nahsjon; Nahsjon verwekte Salmon,

21 Salmon verwekte Boaz; Boaz verwekte Obed;

22 Obed verwekte Izai, en Izai verwekte David.